Onze kerkorde houdt geen rekening met het nemen van aanvullende leerbesluiten bovenop de belijdenis. Dat blijkt uit het formulier dat ambtsdragers moeten ondertekenen voordat zij hun ambt kunnen gaan uitvoeren.
In het ondertekeningsformulier wordt een aantal beloften gedaan. De eerste belofte heeft betrekking op de zogenoemde drie formulieren van eenheid, dat zijn de Reformatorische belijdenissen, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus, en de Dordtse Leerregels, die onder ons van kracht zijn en de basis vormen van ons kerkverband. Ik zal ze ijverig leren en trouw voorstaan. En als ooit een bezwaar of afwijkend gevoelen ten opzichte daarvan bij mij zou opkomen, zal ik dat niet publiek maken, maar aan de kerkelijke vergaderingen kenbaar maken. Die kerkelijke vergadering zal dat dan onderzoeken, en ik zal me aan het eindoordeel houden, op straffe van schorsing.
Verder beloof ik in alles te handelen naar de geldende kerkorde en de verdere bepalingen en besluiten van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland.
De verwarring begint te komen wanneer we ons afvragen wat dit betekent voor hoe we moeten omgaan met een leerbesluit, als we het daar niet mee eens zijn, zoals de homo-uitspraak. Een leerbesluit behoort niet tot de drie formulieren van eenheid. In reactie op mijn eerste blog over het homobesluit heeft de preses van de laatstgehouden synode, Dingeman Quant, dat nog eens nadrukkelijk bevestigd in het Reformatorisch Dagblad van 3 december. Dat betekent dat ik niet heb hoeven beloven publiekelijk mijn mond te houden; dat geldt alleen van de belijdenissen. Daarom evalueer ik het rapport ook vrijmoedig, ook als kritische noten daarbij niet worden gespaard.
Echter, ik beloof wel in alles te handelen naar de besluiten van de CGK, ook naar dit leerbesluit. Wat betekent hier handelen naar deze leeruitspraak? Dit is onduidelijk. Men zou kunnen verdedigen dat handelen volgens een leerbesluit betekent dat je de inhoud ervan moet aanvaarden als een adequate vertolking van wat de Schrift zegt. Dat zou dan betekenen dat je niet in het openbaar daar kritiek op levert, want op de Schrift lever je geen kritiek. De enige weg die je open staat is, bij de volgende synode revisie aan te vragen zonder daar naar buiten toe ruchtbaarheid aan te geven.
Die revisie moet natuurlijk in alle geval worden aangevraagd, maar moet dat zonder publieke discussie? Als dat zo zou zijn, zouden we de leeruitspraak net zo behandelen als de drie formulieren van eenheid. Maar dat is in strijd met het onderscheid dat het ondertekeningsformulier maakt. Ten aanzien van de drie formulieren van eenheid geldt: geen ruchtbaarheid, kritiek intern op de vergadertafel leggen. Ten aanzien van kerkorde en andere besluiten geldt: je moet er alleen naar handelen. Je mag best openlijk kritiek hebben, mits in een geestelijke, opbouwende sfeer, maar je hoeft niet de publiciteit te mijden.
Als het over leeruitspraken gaat, komen we dus in een onduidelijkheid terecht: wel of geen publiciteit als er discussiepunten zijn? Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Deze onduidelijkheid brengt aan het licht dat de opstellers van het ondertekeningsformulier bij ‘verdere bepalingen en besluiten’ geen moment gedacht hebben aan toegevoegde leeruitspraken.
Wat is het belang van een publiek debat? Dat is het belang van theologie. Theologie staat of valt met publiciteit. Hoe breder de discussie, hoe evenwichtiger de meningsvorming. Het rapport plukt ook de vruchten van de tot op heden gevoerde publieke theologische discussie. Als de synode dit hele vraagstuk aan het publieke debat onttrekt en alleen achter gesloten deuren behandelt, onttrekt ze een wezenlijk onderdeel aan de theologische bezinning. Dat kan de bedoeling niet zijn.