Homobesluit (4): Leviticus

Na een maand van bezinning, overleg en gebed pak ik de draad weer op. De aandacht gaat nu eerst uit naar de belangrijkste teksten in de Bijbel die homoseksualiteit aan de orde stellen, Leviticus 18:22 en 20:13, en Romeinen 1:18-32, en naar wat het rapport daarover zegt. We beginnen met de teksten uit Leviticus, die in de Willibrordvertaling als volgt luiden:
Bij een man mag u niet liggen zoals je bij een vrouw ligt; dat is een gruwel.
Als een man bij een man ligt zoals je bij een vrouw ligt, bedrijven zij beiden een gruweldaad. Ter dood moeten zij worden gebracht. Hun bloedschuld rust op hen.

De eerste vraag waarvoor we worden gesteld is: kunnen we ermee volstaan deze woorden te nemen zoals ze bij ons binnenkomen, of moeten we ons afvragen waar ze op doelen in de context waarin ze gegeven zijn? In het laatste geval zou het kunnen zijn dat de teksten op een specifieke situatie doelen die sterk kan afwijken van wat wij in de praktijk tegenkomen. In dat geval moeten we ons afvragen hoe we de woorden uit de oorspronkelijke context het beste kunnen toepassen op onze context. Wanneer daarentegen de oorspronkelijke setting er niet toe doet, zijn we snel klaar. Dan zijn alle situaties waarin een man seksueel contact met een man heeft, gruwelijk in Gods oog.

Het rapport gaat op deze vraag niet in, maar staat wel stil bij een aantal bedoelingen van de tekst. Kennelijk vinden de opstellers het van belang te vragen naar de focus van de tekst. Het is te gemakkelijk alleen maar op de woorden af te gaan. Dat spreekt het rapport ook met zo veel woorden uit: met het feit dat homoseksuele praktijken de aanduiding ‘gruwelijk’ krijgen is nog niet gezegd dat dit verbod zondermeer vandaag geldt (p. 31).

Het rapport meldt een aantal zaken waarop de teksten wel moeten doelen.
– Daar zijn de praktijken in de heidense cultus, waar mannelijke prostitués beschikbaar waren om met mannen seks te bedrijven.
– Hiertoe blijft het niet beperkt. Er worden in de betreffende hoofdstukken 18 tot en met 20 allerlei verboden praktijken vermeld, ook die helemaal buiten de heidense tempeldienst vallen, zoals de gemeenschap met een menstruerende vrouw, incest, andere vormen van echtbreuk, gemeenschap met dieren, het laten paren van verschillende soorten dieren met elkaar, het inzaaien van de akker met verschillende soorten zaad, en het dragen van kleren die geweven zijn uit twee soorten garen.
– Het gaat bij het woord ‘gruwel’ om de overschrijding van de vastgestelde grenzen. Vandaar geen vermenging van wat niet bij elkaar hoort.
– Israël moet zich onderscheiden van de andere volken als het heilige volk van de heilige God.
– Het verbod heeft een diepere laag in de bedoeling van God met zijn schepping.
Uit deze punten blijkt dat het rapport wel degelijk oog heeft voor het belang van de focus van de tekst, datgene waar het in de woorden om te doen is.

Dit neemt natuurlijk niet weg, dat over de inhoud van die focus verschil van inzicht kan bestaan. Neem het laatste punt, de diepere laag van Gods bedoeling met zijn schepping, is dat niet meer theologie dan exegese? Dat laat ik verder liggen. Op twee punten ga ik nader in.

Er wordt gesteld dat ‘gruwel’ vooral slaat op de vermenging van wat niet bij elkaar hoort. Maar is dat wel zo duidelijk? Waarom tillen wij dan niet meer aan kleding die geweven is uit verschillende soorten garen? Zou de term niet meer slaan op de afschuw die bepaalde praktijken oproepen? Dan gaat het vooral over de meest in het oog lopende heidense perversiteiten.

Het andere punt is, dat het volgens het rapport ‘evident’ is dat we Leviticus niet mogen beperken tot een verbod op homoseksueel handelen in de sfeer van de cultus (p. 32). Op grond waarvan is dat evident? Er is een zinnige gedachtegang die in een andere richting wijst. Homoseksuele handelingen die van twee kanten vrijwillig waren, zijn eigenlijk alleen goed denkbaar in de heidense tempels. Daar waren personen beschikbaar die gewillig de passieve rol op zich namen die anders door de vrouw wordt ingenomen. Over het algemeen werd het als vernederend ervaren je als een vrouw te moeten gedragen, omdat een vrouw nu eenmaal lager stond dan een man. In het gewone burgerleven werden dus bij homoseksuele contacten personen in die rol gedwongen, of ze nu vrij waren of slaaf. Ze waren slachtoffer van de wellust van een ander. In de Levitische teksten worden beide betrokkenen veroordeeld. Dat kan alleen als beiden voor deze daad vrijwillig gekozen hebben. En dat gebeurt specifiek in de heidense tempels. Dit lijkt me een goed argument om aan te nemen dat de teksten op heidense tempelprostitutie doelen.

Daarmee is niet gezegd dat we de toepassing van deze teksten op onze tijd tot de cultische homoprostitutie kunnen beperken. Het is te simpel te stellen dat geboden die betrekking hebben op de cultus nu niet meer gelden. De vraag hoe deze geboden in onze tijd moeten worden toegepast, is daarmee echter nog niet beantwoord. Daarvoor hebben we het Nieuwe Testament nodig, dat ons aanwijzingen geeft voor de plaats van de wet in het leven met Christus.

Dat we het Nieuwe Testament nodig hebben om de teksten uit Leviticus op een goede manier tot hun recht te laten komen, daarvan lijkt het rapport ook uit te gaan. Het zal niet toevallig zijn dat deze teksten besproken worden ná de bespreking van Romeinen 1. Bij dat tekstgedeelte staan we de volgende keren stil.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , . Bookmark de permalink.