In het Nederlands Dagblad van 26 januari 2008 stond een boeiend gesprek met George Harinck, hoogleraar geschiedenis van het Nederlandse gereformeerde protestantisme aan de VU en de Theologische Universiteit Kampen (vrijgemaakt). Daarin deed hij opmerkelijke uitspraken over homoseksuelen in de kerk. Eerst maar een citaat:
‘Homoseksualiteit is natuurlijk in mijn kring een omstreden zaak, maar ik sta er helemaal niet negatief tegenover. Mijn beeld ervan wordt overigens veel meer bepaald door het feit dat mijn jongste broer homoseksueel is. Ik geloof er geen woord van dat het een ziekte is. Homoseksuelen zijn er altijd geweest en dat vind ik geen enkel probleem. Mannenvriendschappen: prima. Aan die discussies over een Bijbels verbod en zo doe ik niet mee. Dat geanalyseer is niet mijn stijl. Relaties? Geen probleem. En die bekende teksten, die slaan op een concrete situatie, op liederlijkheid en dat soort dingen? Dat ligt hetzelfde met die teksten over vrouwen die voortdurend van stal worden gehaald in discussies over de vrouw in het ambt. Daar heb ik echt helemaal niets mee. Dat vind ik onzin. De vrouw in het ambt had gisteren al gemoeten.’
Deze uitspraken zijn opmerkelijk. Ze vallen op door hun eerlijkheid. Harinck durft tegen de stroom op te roeien. Verder zijn ze opmerkelijk omdat ze komen uit de mond van een hoogleraar aan de theologische opleiding van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Daar zit toch de theologische denktank van een orthodoxe kerkgemeenschap. Daar wordt nagedacht over de vraag hoe de Bijbel in deze tijd met alle vragen die op ons afkomen moet worden uitgelegd en toegepast. En tot op heden worden in orthodoxe kring de geciteerde standpunten van Harinck doorgaans als onbijbels verworpen.
Behalve opmerkelijk zijn deze uitspraken onbevredigend. ‘Aan die discussies over een Bijbels verbod en zo doe ik niet mee.’ Harinck wil in de gereformeerde traditie staan. Dat is een van zijn redenen om in de vrijgemaakte kerken te blijven. ‘Wat voor mij telt, is dat in die kerk de gereformeerde traditie is bewaard en doorgegeven.’ Maar het belangrijkste kenmerk van die gereformeerde traditie is toch, dat we aan de Bijbel het hoogste gezag over ons leven toekennen, als het levende Woord van God.
Als je daarvan uit wilt gaan, kun je niet zeggen: aan discussies over een bijbels verbod doe ik niet mee. Wat ik vind en waar ik iets wel of niet mee heb, doet helemaal niet ter zake. De beslissende vraag is: welke weg wijst God?
Het gesprek biedt wel aanknopingspunten voor zo’n bijbelse verantwoording. Harinck spreekt over ‘die bekende teksten, die slaan op een concrete situatie, op liederlijkheid en dat soort dingen’. Daarmee bedoelt hij waarschijnlijk: daarmee is niets gezegd over een integere homorelatie. Laat dat waar zijn, maar dat is niet meer dan een bewering. Gereformeerd zijn betekent: verantwoord je door de Bijbel te verklaren op dit punt.
Er is nog een hint in het interview. ‘Natuurlijk heeft de Schrift goddelijk gezag en ook normatieve waarde, maar niet formeel. Het is geen wetboek.’ Dat kan in zijn algemeenheid waar zijn, maar dan moet nog wel worden uitgelegd wat daarvan in dit bijzondere geval de implicaties zijn.
Mijn verzoek aan Harinck is daarom, dat hij zich wél met de bijbelse verantwoording bezighoudt van zijn standpunt over homoseksualiteit.
Dit verzoek heeft een keerzijde. Het vraagt van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt dat die bereid en in staat zijn deze bijbelse discussie te voeren. Bieden zij daarvoor een veilige en open theologische ruimte? Als ‘gereformeerd’ betekent: aan de Bijbel het hoogste gezag toekennen, dan moet die ruimte er zijn. Dat spreekt toch vanzelf? Niet helemaal. In de Christelijke Gereformeerde Kerken bleken de bereidheid en het vermogen om die ruimte te bieden op problemen te stuiten.