De vorige keer prees ik het boek van Arnold Huijgen, dat de nadruk legt op het feit dat niet de Bijbel het probleem is, maar dat wij het zijn. In de Schrift spreekt God ons aan, roept Hij onze weerstand op en legt Hij door de Geest de verbinding tussen zijn eigen hart en ons hart. Als wij met onze vragen de Bijbel gaan onderzoeken, verliezen we die dimensie van de ontmoeting gemakkelijk uit het oog en doen we de Bijbel tekort. Met een hermeneutische techniek krijgen we Gods woorden niet in onze greep. Alleen al die intentie verraadt een verkeerde, want hooghartige houding. Als we daarentegen in een open luisterhouding met een open gemoed onszelf door God laten lezen, komen onze vragen in een ander licht te staan. Ik noemde dit boek moedig, geestelijk en uitnodigend.
Toch overtuigt het me niet helemaal. De benadering van de Bijbel vraagt primair een ontvankelijke luisterhouding, maar ze vraagt ook vakmanschap. Een hermeneutische theorie die dan ook weer correctie behoeft is onontbeerlijk. Elders in een blog zet Huijgen tegenover elkaar hermeneutische sensitiviteit en hermeneutische competentie. Hij kiest voor de eerste en wijst de tweede af als een ongeoorloofde pretentie. Ik kies voor beide.
Dat kan ik toelichten met mijn relatie tot muziek. Muzikale sensitiviteit kan mij niet worden ontzegt. Maar muzikale competentie mis ik ten enen male. Ik weet zeer weinig van muziekgeschiedenis, de opbouw van composities en maar heel weinig van toonsoorten. Toch kan muziek mij ontroeren. Tegelijkertijd denk ik dat muziek nog veel meer tot me zou spreken en dat veel meer details me zouden treffen, als ik competenter was. Zo is het ook met het luisteren naar de Schrift.
Dat die competentie belangrijk is, illustreer ik in deze blog aan de hand van wat de auteur in navolging van Luther zegt over de aanvechting, de tentatio, als wezenlijk aspect van het omgaan met de Schrift, naast en na gebed en meditatie. Wat Huijgen daarover zegt, herken ik onmiddellijk: de ervaring dat het Woord niet spoort met de werkelijkheid om ons heen en in onszelf. Wat ik alleen mis, is een hermeneutische reflectie op de plaats van de aanvechting. Daardoor blijft die notie voor mij wat in de lucht hangen.
Twee Bijbelse verwijzingen moeten de betekenis van de aanvechting ondersteunen: de aanvechting in de Psalmen en de aanvechting van Jezus in de hof van Getsemane en aan het kruis. Nu had de aanvechting van Jezus te maken met zijn unieke taak om de drinkbeker van het lijden voor ons te aanvaarden en voor ons de Godverlatenheid te doorstaan. Het is niet onmiddellijk duidelijk dat hier een lijn kan worden getrokken naar onze aanvechting. Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar het vraagt om, ja ook, rationele verantwoording.
De verwijzing naar de Psalmen brengt ons nog dichter bij de hermeneutische bezinning. Het is waar, op een aangrijpende manier wordt vele malen de aanvechting van de dichter vertolkt. Vele vragen bestormen hem, hij voelt zich van alle kanten bestreden. Alleen, dit is het Oude Testament. Speelt het in het Nieuwe Testament op dezelfde manier? Daar is de heilige Geest uitgestort. Leven we nu niet veel sterker vanuit de zekerheid? Ik zet twee uitspraken naast elkaar, een van Huijgen en een van Paulus (Romeinen 8:24-25).
Huijgen: ‘juist het onontwarbare karakter van de wereld en van de ervaring maakt de scherpte van de aanvechting uit. Uiteindelijk blijft alleen de hoop op de levende God over’ (p. 94-95).
Paulus: ‘in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding.’
Bij Huijgen staat de aanvechting centraal en is de hoop de uitweg, bij Paulus staat de hoop centraal en wordt de aanvechting niet genoemd. Hij begint de perikoop met: ‘Want ik ben er zeker van …’
Ik wil niet suggereren dat met deze korte aanduidingen het geding is beslist. Het gaat mij erom dat we een hermeneutische theorie nodig hebben die de verhouding van het Oude tot het Nieuwe Testament beschrijft. Dat is altijd de traditionele taak van de hermeneutiek geweest, voordat vanaf de 18de eeuw het verstaansproces zelf centraal gesteld werd. Zonder zo’n theorie – noem het maar een methode (weg om te gaan) of techniek (vaardigheid) – kunnen allerlei beweringen en opvattingen ongecontroleerd worden binnengesmokkeld. Overbodig te verklaren dat zo’n theorie niet als een soort computerprogramma kan worden ingezet. Omgang met de Schrift blijft een geestelijke zaak. Ware competentie is in de sensitiviteit geïntegreerd, net als bij het luisteren naar muziek.
De volgende keer sta ik stil bij de betekenis van de moderne hermeneutiek.