Huijgen: Lezen en laten lezen (4)

Ondertussen ligt er nog wel een onopgehelderd probleem. De vorige keer zagen we dat we bij het goede verstaan van de Bijbel ons bewust moeten zijn van onze eigen cultuurhistorische context en niet minder van die van de Bijbelschrijvers. Maar hoe kan dan tot zijn recht komen wat Huijgen bepleit en wat ik ondersteun: dat we met een leeg gemoed via de Bijbel God zelf tot ons laten spreken, afhankelijk en ontvankelijk? Hoe voorkomen we dat we het probleem toch weer bij de Bijbel leggen – die is immers in een heel andere tijd met andere waarden ontstaan – in plaats van dat we ons door God laten zeggen wat óns probleem is?

Juist bij thema’s als homoseksualiteit en de plaats van de vrouw is dat actueel. Zeker daar kunnen Bijbelse teksten vervreemdend werken, want daar zijn de cultuurverschillen groot. Maar Huijgen heeft er met zijn erkenning van tijdgebonden vertelconventies ook mee te maken. Dat wordt duidelijk als we zijn benadering vergelijken met die van de grote gereformeerde theoloog Herman Bavinck. Bavinck gaat heel ver mee in de erkenning van de Bijbel als het levende Woord van God dat geestelijk is en een geestelijke omgang vraagt. Dat had hij wel van de ethische theologen in de Hervormde Kerk geleerd. Maar als het op historiciteit aankomt, schrijft hij (Gereformeerde dogmatiek I, p. 418):
‘als zij (profeten en apostelen) op historisch terrein secundum apparentiam schrijven, dat wil in dit geval toch zeker zeggen, niet naar hetgeen objectief gebeurd is maar naar hetgeen subjectief in hun tijd door velen geloofd werd, dan geven zij ons daarmede eene valsche voorstelling en worden zij dus in hun gezag en betrouwbaarheid aangetast.’
De weg van Bavinck naar Huijgen bestaat daarin dat wij bereid zijn onze eigentijdse vertelconventies niet langer normatief te maken, maar ruimte te maken voor de vertelconventies uit de tijd van de Bijbel. Anders zouden we ertoe kunnen komen veel Bijbelse verhalen als onbetrouwbaar weg te zetten. Maar om deze move te maken is wel wat rationele analyse en verantwoording nodig. Als gevolg daarvan dreigt ook hier de onmiddellijkheid van Gods spreken vanuit de Schrift tot ons hart onder druk te komen staan.

Hoe zouden we de directe communicatie tussen God en ons hart kunnen bewaren zonder de hermeneutische bezinning op te geven? Dat is de vraag die nog opheldering behoeft. Het voorstel dat ik doe komt hierop neer: driemaal lezen.

De eerste maal lezen we een perikoop onbevangen in de directe ontmoeting met de tekst, ofwel: luisterend naar God die spreekt. Daarbij letten we niet alleen op wat ons aanspreekt en bemoedigt, maar ook op wat schuurt, wat weerstand oproept of vragen, wat blijft haken; niet alleen op het vertrouwde maar ook op het vreemde. Want juist in het andere komt er iets nieuws op ons af, iets wat ons leven open kan breken en in een nieuw perspectief kan zetten. Laten we er de tijd voor nemen op deze dingen te kauwen (ruminare, herkauwen; Huijgen heeft het er ook over), ze in het gebed te brengen en naar de betekenis ervan te zoeken. Dit leidt tot voorlopige inzichten en vaak nog niet beantwoorde vragen.

De tweede maal proberen we ons te verplaatsen in de eerste hoorders. Dat lukt natuurlijk maar gebrekkig. Toch kunnen we proberen hun wereldbeeld, waarden en andere vooronderstellingen ons bewust te maken en de perikoop tegen die achtergrond te lezen. De leidende vraag is dan: wat heeft God in die context tot die hoorders te zeggen? De culturele context van toen is voor ons niet bij voorbaat normatief. Zij vormt de achtergrond waarin God mensen aantreft en aanspreekt. Hij sluit daarbij aan op hun ervaringswereld. We proberen een zo duidelijk mogelijk beeld te vormen van de boodschap toen.

In de derde ronde proberen we onze leeservaringen van de eerste en de tweede keer bij elkaar te brengen. Welk licht werpt de tweede lezing op de eerste? Waar liggen de overeenkomsten tussen de culturele achtergronden van toen en van nu, en waar de verschillen? Hoe vertolken we de blijvende boodschap die we onder de tweede lezing hebben waargenomen in onze eigen context? Hoe voorkomen we dat we wezenlijke dingen laten liggen en onze cultuur de overhand laten hebben? Maar ook: hoe voorkomen we dat onbegrepen waarden van vroeger vreemde zwerfkeien en daarmee onnodige struikelblokken worden?

Het is geen recept voor een antwoord op alle vragen over uitleg en toepassing van alle teksten. Het is wel een weg om samen zoekend Gods stem in ons leven te verstaan en daaraan gehoor te geven. En hoe langer we deze procedure van driemaal lezen toepassen, des te bedrevener we erin worden – oefening baart kunst, ook geestelijke oefening – en des te meer die drie leesmomenten in elkaar zullen schuiven. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat Huijgen van dit voorstel vindt.

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , , . Bookmark de permalink.