IJdele mannen

In het ND van donderdag 4 september las ik twee artikelen die mij op de gedachte brachten: deze mannen zijn niet vrij van ijdelheid. Het eerste gaat over Willem Ouweneel die op 70-jarige leeftijd afscheid neemt van de Evangelische Theologische Faculteit van Leuven, en het tweede over Frans Timmermans, die solliciteert naar een hoge betrekking als eurocommissaris in Brussel.

In gesprek met Ouweneel trof mij vooral de uitspraak die ook nog apart geciteerd wordt: ‘Het probleem is alleen dat degenen die mijn werk corrigeren, dat minder snel doen dan dat ik schrijf.’ Stilletjes geniet hij van zo’n opmerking, denk ik dan. Alhoewel, die opmerking is ook wel een beetje riskant. In het algemeen kan ze ook betekenen dat ik zo weinig zorg besteed aan wat ik, hurry, hurry, uit mijn tekstverwerker laat rollen, dat de correctors hun handen vol hebben om dat recht te breien. Maar dat zal op Ouweneel niet van toepassing zijn.

Timmermans komt naar voren als iemand die het werk in de Tweede Kamer eigenlijk te min vond voor zijn statuur en die ook zijn ministerschap van Buitenlandse Zaken nog niet voldoende vindt beantwoorden aan zijn kwaliteiten. Hoezeer hij daarin ook gelijk kan hebben, het feit dat hij er zo in staat tekent toch een zekere zelfgenoegzaamheid en een verlangen met zijn kwaliteiten te schitteren.

Eigenlijk doen beide heren wat beantwoordt aan ijdelheid: subtiel aan anderen laten merken hoe goed men is, van mening zijn dat men met die bijzondere eigenschap zich positief van anderen onderscheidt, daar genoegen aan beleven, en gevoelig zijn voor bewondering. Het is een narcistisch trekje waarin mensen ervan overtuigd zijn dat ze meer dan anderen speciaal zijn. Als je erop let, kom je dat voortdurend tegen bij mannen die je ontmoet. Bij vrouwen ligt het accent bij ijdelheid gemiddeld wat anders.

Hoe erg is dat eigenlijk? Het is niet aan mij daarover een oordeel te vellen. Ik herken dat narcisme wel bij mezelf, al uit dat zich bij mij niet in ijdelheid. Daarvoor vind ik mezelf niet goed genoeg. Bovendien kan narcisme, waarmee ijdelheid verwant is, ook een heilzame werking hebben. Het kan je beschermen tegen depressiviteit. Als ik 30 jaar geleden me tijdens de vakantie liet inspireren door de overweldigende natuur en grootse gedachten koesterde over wat ik wilde bereiken, vatte ik dat toen op als een existentiële piekervaring. Dat gaf mij wel een enorme oppepper en het versterkte mijn motivatie. Later kwam ik erachter dat het niet meer was dan een narcistische zelfoverschatting. Daarom sta ik mezelf niet meer toe daarin te zwelgen. Het lukt ook gewoon niet meer. Maar ik moet zeggen, ik mis nu wel een tegenwicht tegen het gevoel van somberte dat mij soms kan bevangen.

Ik zal voorzichtig zijn met het oordeel ‘ijdelheid is slecht’. Toch kan het hinderlijk zijn. Mensen die zich speciaal voelen, kunnen gemakkelijk worden gekrenkt, als ze voor hun gevoel onvoldoende erkenning krijgen. Dat schept afstand en legt ook een claim op de relatie: ik verwacht van jou dat je me bijzonder vindt. Misschien dat het geen toeval is, dat ik juist bij hulpverleners, meer dan bijvoorbeeld bij dominees, getroffen word door de afwezigheid van ijdelheid en narcisme. Dat creëert bij hen een enorme openheid voor het leven van de ander, en een vermogen naast die ander te gaan zitten en die centraal te stellen.

Naar mijn overtuiging is de meest bijzondere persoon die op aarde geleefd heeft, Jezus Christus, ook degene geweest die het meest volledig verstoken is geweest van gevoelens van ijdelheid in het bijzonder en narcisme in het algemeen. Hij had die ook niet nodig om somberheid te verdrijven, dankzij zijn leven vol van vertrouwen en liefde. En daardoor kon Hij zich openstellen voor vriend en vijand. Als het erom gaat wie mijn grote voorbeeld is, en naar wat voor levensinstelling ik steeds meer wil toegroeien, dan is Hij dat met de manier waarop Hij in het leven stond.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.