Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe academische jaar van de Theologische Universiteit van de CGK in Apeldoorn hield prof. Arie Baars een rede over de geschiedenis van de catechismusprediking. Hij heeft honderden jaren catechismusprediking geanalyseerd en kwam tot de conclusie dat veel van deze preken een sfeer van tijdloosheid om zich heen hadden. Hij pleitte ervoor de catechismusprediking op de actualiteit te betrekken.
Uit het krantenverslag maakte ik op dat Baars veel behartenswaardige dingen heeft gezegd. Eén punt zit me echter dwars. Het is niet zo dat ik speciaal Baars daarop wil aanspreken, het is meer een algemeen verschijnsel dat ik waarneem bij beoefenaren van de theologie. In dit verslag is het onderdeel van een uitgebreid citaat, waarbij ik er dan maar van uitga, dat hij het letterlijk zo heeft gezegd.
Hij acht het van cruciaal belang mensen van onze tijd opnieuw met de prediking in de leerdienst te bereiken. En dan komt het: ‘Ik ben namelijk van mening dat de regelmatige verkondiging van de leer van de Schrift – en de prediking van “de eenvoudige Heidelberger” in het bijzonder – van vitaal belang blijft voor de kerk van deze tijd’. Daar kan hij natuurlijk gelijk in hebben, en ik denk dát hij daar gelijk in heeft, maar het heeft totaal geen zin dat op deze wijze te brengen.
De woorden ‘Ik ben namelijk van mening dat’ verklaren niets, hetgeen door het woord ‘namelijk’ wel wordt gesuggereerd. Ze verklaren het voorgaande niet, waarom hij het van cruciaal belang acht mensen van onze tijd opnieuw met de leerdienst te bereiken. Het feit dat hij die mening heeft verklaart evenmin de inhoud van die mening, te weten, dat de regelmatige verkondiging van de Heidelbergse catechismus van vitaal belang blijft.
De zinsnede ‘Ik ben van mening dat’ suggereert dat de spreker een persoon van statuur is die zich beroept op zijn bijzondere gezag. Zijn mening doet ertoe. Binnen de gereformeerde theologie is het innemen van zo’n positie door een theoloog misplaatst. Het zijn de overwegingen en argumenten die het moeten doen, niet de mening van de spreker. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Een hooggeleerde (of iets minder hoog geleerde) maakt daarop geen uitzondering.
Het grootste probleem is nog niet eens dat de persoon in kwestie zich met deze woorden een bepaald gezag aanmeet, het grootste probleem is dat de theologie er zo arm van wordt. Iedereen spreekt en schrijft voor zichzelf en geeft zijn eigen mening. Op die manier komt er geen werkelijke communicatie tot stand. Het leidt tot groepjes van gelijkgezinden die elkaar niets hoeven uit te leggen omdat ze het allang met elkaar eens zijn. En bij gebrek aan communicatie ontstaat polarisatie. Dat is de dood in de pot in school en kerk.
Ongetwijfeld heeft prof. Baars heel veel mooie dingen gezegd. Misschien heeft hij ook wel met redenen uiteengezet waaróm hij van mening is dat de catechismusprediking onopgeefbaar is. Maar door zich te beroepen op zijn mening doet hij afbruik aan zijn verantwoording. Hij trekt de aandacht ervan af naar zijn mening. Bovendien poneert hij het als zijn mening en daarmee onttrekt hij het aan de discussie, in plaats van zijn gemotiveerde conclusie aan het oordeel van anderen te onderwerpen.
Dat zou een werkelijk academische houding zijn de start van het academische jaar waardig. Dat zou de manier moeten zijn waarop theologen met elkaar in gesprek gaan. Dan kunnen we namelijk elkaar corrigeren en op elkaars bijdragen voortbouwen.
Dat is mijn mening, maar dat doet niet ter zake.