In het nieuwste nummer van De Wekker, blad van de CGK, gaat ds. Siebrand Wierda, voorganger in Amsterdam, in discussie met ds. jan van ’t Spijker over de vormgeving van de eredienst. Hij is het met Van ’t Spijker eens dat we geen aparte diensten moeten organiseren om buitenkerkelijken te trekken, maar dat we gewoon kerk moeten zijn. Anders dan zijn collega bepleit hij echter een inrichting van de eredienst die toegankelijk is niet alleen voor gemeenteleden, maar voor iedereen. Geen simpele opgave van ‘Psalm 100’, want waar vind ik Psalm 100? Geen simpele verwijzing naar David, over wie het vorige week ging, want wat was er dan van David aan de orde? Niet-ingewijden raken daarvan in de war.
Wierda vat zijn punt samen met de stelling dat de erediensten niet voor gemeenteleden moeten zijn, maar voor mensen, zowel gemeenteleden als mensen van buiten de gemeente, inclusief.
Het is een mooie ontwikkeling dat het tegenwoordig in De Wekker kennelijk voor predikanten mogelijk is om een discussie te voeren. Dat was nooit mogelijk. De Wekker moest het canonieke CGK geluid vertolken, en dat had wel nuances, maar was toch eenduidig. Als gevolg daarvan was De Wekker ondanks zijn naam nogal slaapverwekkend. Die tijd is gelukkig voorbij.
Maar nu over het onderwerp zelf. Ik ben zo vrij met Wierda van mening te verschillen. Zijn centrale stelling is niet juist. Als je zegt: ‘De eredienst is niet voor gemeenteleden maar voor mensen’, heb je het onderwerp van de dienst en ook degene voor wie de dienst bedoeld en bestemd is, niet trefzeker benoemd. De eredienst is niet voor mensen, maar voor God. En het onderwerp van de eredienst is niet de kerkenraad of de voorganger of een liturgiegroep, maar de gemeente. De eredienst is een dienst van de gemeenteleden voor God.
Dat betekent dat de aandacht niet primair uitgaat naar mensen, de aandacht van mensen gaat uit naar de aanbidding en lofprijzing en erkenning van en de gehoorzaamheid aan de Heer. De gemeente verdeemoedigt zich voor Gods aangezicht en stelt haar verwachting op Hem. Zijn woorden drinkt zij in. Daardoor laat zij zich bemoedigen om nog meer haar vertrouwen te stellen op Hem. Met een paar moeilijke woorden samengevat: de dienst is niet antropocentrisch, maar theocentrisch getoonzet.
Wat betekent dit voor de aandacht voor gasten? Zij delen in de gastvrijheid van God die door de gemeente wordt uitgedragen. Zij worden opgenomen in zijn liefde. In bewoordingen wordt met hun aanwezigheid rekening gehouden. Maar met mate. De grootste aantrekkingskracht van de diensten ligt niet daarin dat alles begrijpelijk en plaatsbaar is, maar dat er ontzag is voor de Schepper van hemel en aarde en de Verlosser van de mensheid, dat daarin vreugde wordt beleefd en dat daar rust van uitgaat. Als gasten daar iets van merken en daardoor geboeid raken, zullen ze onbegrijpelijke momenten voor lief nemen en extra gemotiveerd raken zich zo snel mogelijk die specialiteiten eigen te maken.
Juist in dat ontzag voor de Heilige en Genadige is de gemeente uniek ten opzichte van allerlei andere groepen, verenigingen en partijen. Als de aandacht daarvoor gaat ver slappen ten gunste van begrijpelijkheid, aanspreekbaarheid en behapbaarheid, is dat op termijn de dood in de pot.