Wat blijkt het toch moeilijk om op een integere manier in discussie te treden met iemand wiens opvatting je hartgrondig verwerpt. Eerlijk gezegd geloof ik dat ik daar zelf niet zo’n moeite mee heb, maar ik kan mezelf overschatten. Wel heb ik talloze malen ondervonden dat anderen met mijn opvattingen uit hun verband lichtten en ermee op een dusdanige wijze mee aan de haal gingen dat er iets heel abjects van overbleef. De indruk die bij de lezer of luisteraar werd opgeroepen was: hoe kan iemand zo dom of zo ontaard zijn dat hij dit voor waar houdt?
Herinneringen hieraan kwamen bij mij boven toen ik vandaag in het ND de kritiek van een gereformeerde predikant vrijgemaakt las op de opvatting van zijn gewezen collega Ton de Ruiter. De Ruiter is van mening dat God het offer van Christus niet nodig had om ons onze zonden te kunnen vergeven. De criticus vergelijkt dit met de leer van de islam en schrijft: ‘De constructie van De Ruiter lijkt opvallend veel op de islamitische dogmatiek’.
Ik ga niet inhoudelijk op de gevolgde redenering in. Slechts leg ik de vinger bij de stijl van argumenteren. Het standpunt van de opponent wordt eerst verdacht gemaakt door het te verbinden met een door ieder zichzelf orthodox noemend christen verworpen denksysteem. Vervolgens wordt het prijsschieten.
De scribent zou zich kunnen verweren. Hij zou kunnen zeggen: ik doe precies hetzelfde als hij, het is van hetzelfde laken een pak. De Ruiter heeft sommige elementen uit de christelijke verzoenings- en rechtvaardigingsleer heidens genoemd, ik op mijn beurt noem zijn voorstelling van zaken heidens.
Als hij de toevlucht tot zo’n zelfrechtvaardiging zou nemen, zou mij dat niet smaken. Want de situaties zijn zo verschillend.
De Ruiter ziet zich voor een diepingrijpend probleem geplaatst met verreikende gevolgen in zijn persoonlijke levenssfeer. Hij ziet overeenkomsten tussen de leer van genoegdoening en verdienste met heidense manieren van denken. Hij benoemt dit om duidelijk te maken hoe ver zijns inziens de klassieke concepten af staan van het evangelie.
Dat is een compleet andere context dan die van een collega (tot voor kort) die vanuit een comfortabele positie door middel van een suggestief spel met gedachten en woorden een hem onwelgevallige positie onderuit haalt.
Toegegeven, De Ruiter roept het een beetje over zich af. Hij heeft het verkeerde forum gekozen om zijn zienswijze met anderen te delen: dat van het publieke debat in de christelijke pers, terwijl hij had moeten kiezen voor de beoordeling door de kerkelijke vergaderingen, zie wat ik in mijn Logboek schreef op 20 november onder de titel ‘Predikant uit ambt’. Deze ongelukkige keuze ontslaat opponenten echter niet van de morele verplichting om het debat waardig te voeren.
Ik was niet van plan inhoudelijk op het debat in te gaan. Toch veroorloof ik me één opmerking. Zijn we ons aan weerszijden voldoende bewust dat we het over een werkelijkheid hebben die ons verstand te boven gaat, waarover we alleen in metaforen (beelden) kunnen spreken? Geen metaforen waarbij de werkelijkheid van de verzoening verdampt, maar waarbij de werkelijkheid slechts kan worden benaderd. De realiteit is nog groter. Dat leidt tot verwondering en aanbidding.
In deze sfeer van de verwondering en aanbidding schreef Calvijn in zijn verklaring van Johannes 15: 13: ‘Met één woord of wenk had God ons kunnen verlossen, maar hij besloot terwille van ons zijn eigen enige Zoon niet te sparen, maar in deze persoon duidelijk te maken hoe na ons heil Hem aan het hart ligt.’
Deze woorden lijken De Ruiter in de kaart te spelen: ook voor Calvijn was de verzoening door voldoening blijkbaar geen eis waaraan God gebonden was om te kunnen vergeven. Waarom valt er in de aanloop naar het Calvijnjaar dan niemand over Calvijn? Ik vermoed dat dat mede komt doordat Calvijn laat blijken hoezeer hij doordrongen is van de beperktheid van zijn mensenverstand als hij probeert het werk van God te doorgronden.
Derhalve geen makkelijke conclusies of zwart-wit stellingnames. God is te groot voor ons verstand. Inderdaad, een heel islamitische gedachte.