Eergisteren ben ik teruggekeerd van een tiendaagse theologische studiereis in Israël. Deze groepsreis was georganiseerd door het Centrum voor Israëlstudies (CIS), gevestigd te Ede. Het hoogtepunt werd gevormd door een driedaagse conferentie met docenten en studenten van een conservatieve rabbijnenopleiding in Jeruzalem. Maar zij waren niet de enigen met wie we contact hebben gehad. Twee keer spraken we met een Palestijns-christelijke lutherse predikant. De eerste ontmoeting vond plaats in de Jordaanse hoofdstad Amman en de tweede met diens collega in Betlehem. Verder spraken we met een modern-orthodoxe rabbijn in een kibboets en met een rabbijn die zich had gespecialiseerd in de dialoog tussen joden en christenen. Ook hadden we een gesprek met een Nederlandse theoloog in Nes-Ammim.
Het thema van de reis was de tempel in Jeruzalem. Hoe gaan jodendom en christendom om met het feit dat die tempel is verwoest en voorlopig wel niet zal worden herbouwd? Dat is een uitermate boeiende materie waaromheen een interessant programma kon worden opgebouwd. Het bracht ons bij de klaagmuur, waar we een joodse gebedsdienst inclusief torarol meemaakten, uitgevoerd door onze gastheren en -vrouwen.
Toch heeft niet dit thema mij het meest beziggehouden. Bij mij blijft de vraag hangen of de oudtestamentische belofte van het land een blijvende belofte voor Israël is, zodat de aanspraken van het joodse volk op het land der vaderen daarop kunnen worden gefundeerd.
Nee, zeiden de Palestijnse predikanten, die zich met hun volk door Israël onderdrukt en ontrecht voelen, dat kan niet. God komt op voor de zwakken en zachtmoedigen. Tot hen zegt Jezus in de zaligsprekingen: jullie zullen het land beërven.
Nee, zegt ook het zionisme, al heeft dat geheel andere argumenten. Het zionisme is in zijn oorsprong een volstrekt seculiere beweging waarin het geloof in God geen enkele rol speelt, laat staan het geloof in zijn oude beloften.
De ultra-orthodoxe joden geloven dat slechts de messias het land voor zich kan opeisen, als hij komt. Zij gruwen veelal van de combinatie van Joodse staat en seculiere politiek.
Ja, zeggen veel christenen die Israël steunen. De belofte van het land die God aan Abraham gaf, geldt nog steeds.
Onze gastvrouwen en -heren van de conservatieve rabbijnenopleiding hebben zich er niet over uitgelaten. Het thema was ook anders gericht. Eén van hen sprak bij de evaluatie haar vreugde uit dat we de politiek buiten onze besprekingen hebben gehouden.
Zelf heb ik mijn aarzelingen. Het Nieuwe Testament spreekt nergens over het land voor de Joden. In Matteüs 5:5 wordt het land (of de aarde) inderdaad toegezegd aan de zachtmoedigen. De toekenning ervan loopt dus niet langs etnische, maar langs ethische lijnen. Het land of de aarde wordt beloofd aan hen die beantwoorden aan de houding die door de Heilige van het volk Israël werd en wordt gevraagd.
Efeziërs 4:3 haalt het vijfde gebod aan, het eerste gebod met een belofte: opdat het u welgaat en u lang leeft in het land dat de Heer uw God u geven zal (Exodus 20). Door Paulus wordt dat veranderd in: opdat het u welgaat en u lang leeft op aarde.
Dus ofwel de doelgroep bezitters verschuift in geestelijke zin, of het land wordt verruimd tot aarde. In beide gevallen verliest een exclusieve aanspraak van het Joodse volk op het specifieke stukje land zijn bijbelse grond.
Wat betekent dit voor de huidige staat Israël? Er zijn heus wel andere, niet-religieuze legitimaties voor zijn bestaan. De Joodse staat als zodanig is voor mij niet in het geding. Wel een eventuele aanspraak op de Palestijnse gebieden, of zelfs nog ruimere grenzen, met een beroep op de Bijbel. Van groot belang zal blijven dat het uiterste wordt gedaan om het land ook tot leefbaar gebied voor zijn Palestijnse bewoners te laten zijn, en hun gelijke rechten toe te kennen als de Joden.