Israël en het land

Het is niet een nieuw onderwerp, ook niet in mijn blogs, maar het thema van het land voor het volk Israël blijft een actueel onderwerp dat ook in de christelijke theologie om verheldering roept. Er is veel verwarring. Ik ben er beduusd van hoe scherp de standpunten tegenover elkaar staan, alsof de situatie zwart-wit is en de nuance ontbreekt. Het daagt mij uit met een enerzijds-anderzijds verhaal toch wat nuanceringen aan te brengen.

Voor mij ligt een brochure van de Ebenezer Operatie Exodus die mij ongevraagd is toegestuurd en waarin mijn aandacht wordt gevraagd voor de Bijbelse fundering van de aanspraken van het Joodse volk op het land. Treffend genoeg zijn het voor 99% oudtestamentische teksten. Het resterende procent nieuwtestamentische teksten gaat wel over het Joodse volk maar niet over het land.

Dit gegeven brengt ons bij de klassiek hermeneutische (uitlegkundige) vraag hoe het Oude Testament functioneert ten opzichte van het Nieuwe. Volgelingen van Jezus uit Joden en de volken lezen het Oude Testament in het licht van de vervulling in Christus. Het Nieuwe Testament, een verzameling documenten geschreven door Joodse volgelingen van Jezus, is hier maar al te duidelijk in. De theologische vraag is dus: wat betekent het voor de actuele betekenis van de landbeloften dat het Oude Testament gelezen wordt tegen de achtergrond van de vervulling in Christus?

Voor mij is het zonneklaar dat de komst van Jezus en de impact van zijn levensgeschiedenis een ‘globalisering’ van Gods verbond met Israël betekent. Het rijk van David wordt vervuld in het koninkrijk van God onder de Messias, het ene volk verruimt zich tot alle volken, land wordt aarde. Op basis van het Oude Testament claims leggen op het land voor het Joodse volk is een teruggang van de mondiale dimensies van Gods werk naar een vorm van provincialisme. De voortgang van Gods werk en de transpositie naar een ander niveau wordt erdoor miskend. Met vervangingstheologie heeft mijn inzicht niets te maken. Israël wordt niet afgestoten, maar is de spil in een nieuwe, geestelijke dynamiek die met Pinksteren begon.

Echter, dit impliceert niet dat je tegen de handhaving van een Joodse staat Israël moet zijn. Maar al te vaak wordt dit als consequentie gezien van de verwerping van een Bijbelse legitimatie van huidige Joodse aanspraken op het land. Het punt van kritiek bij de tegenstanders van de staat Israël is niet dat er Joodse staatsburgers in het land zijn, maar wel dat het land een uitgesproken Joods karakter heeft, met als gevolg dat Joden meer burgerrechten hebben dan ingezeten Arabieren. Op basis daarvan wordt het bestuur van Israël afgeschilderd als een apartheidsbewind dat stelselmatig Palestijnen als tweederangs burgers beschouwt.

Idealiter gesproken zou Israël inderdaad een open staat moeten zijn waarin het niet uitmaakt wat je raciale en religieuze bijzonderheden zijn, waar iedereen in vrede en gelijke rechten kan leven. In de huidige situatie zou dat echter betekenen dat binnen de kortste keren de Joden de onderliggende partij zouden worden aan waaraan rechten worden ontnomen. De verdediging van de Joodse staat is puur een kwestie van lijfsbehoud van het Joodse volk.

Laat men niet aankomen met het argument dat Israël door zijn eigen agressieve opstelling die haat heeft gekweekt en nog steeds voedt en dat dát de bron is van de heftige oppositie. Erkend kan worden dat de harde opstelling van Israël in het nederzettingenbeleid en de loop van de muur over Palestijns gebied veel kwaad bloed zet en ook tot veel humanitaire misère leidt. Het is echter niet zo dat daar de bron van het verzet tegen de staat Israël en het Joodse volk ligt. Wie dat beweert, gaat aan de motieven voor het politieke en militaire verzet tegen de vorming van de staat sinds 1947 voorbij.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.