Journalistiek is een moeilijk vak

Het is niet eenvoudig om een goede journalist te worden. In deze bijdrage wil ik een lesje journalistiek geven. Ik doe dat naar aanleiding van het verslag in het ND van zaterdag 6 juni over het congres van de Christelijke Vereniging van Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten. Dat ging over mindfulness, een meditatievorm die afkomstig is uit het boeddhisme en waarvan we ons afvroegen of die in de christelijke hulpverlening bruikbaar is.

Stelregel 1: Als je een gebeurtenis weergeeft, probeer dan de dynamiek van die gebeurtenis te pakken en te verslaan.
Deze regel wordt helaas te vaak verwaarloosd. Alleen de grote journalisten houden zich eraan. Maar die worden niet op een routineklus afgestuurd. En de redacties, die verantwoordelijk zijn voor de koppen, zondigen er vaak tegen.
In het artikel wordt zowel in de kop als in de beschrijving deze stelregel veronachtzaamd.

‘Christelijke psychologen werken met boeddhistische mindfulness’, roept het opschrift. Dit is een voorbeeld van het beproefde recept de zaken op de spits te drijven, met als doel dat het bericht er smeuïger en pikanter van wordt. Bij mijn weten heeft op het congres geeneen christelijke psycholoog verklaard met mindfulness te werken. De bedoeling was juist ons erop te bezinnen of het verantwoord is ermee te werken.
Hier is aan de dynamiek van het gebeuren op die dag, dat wat ons motiveerde, volledig voorbijgegaan. Natuurlijk kan niet alles in een kop worden gestopt. Die heeft als eerste functie de aandacht te trekken. Maar een titel mag de lezer niet op het verkeerde been zetten.

Een tweede voorbeeld van een voorbijgaan aan de dynamiek zit in het verslag. ‘Theoloog en psycholoog Bert Loonstra vindt mindfulness ook voor christenen bruikbaar, zei hij gisteren tegen zijn collega-therapeuten. ‘Mits je kritisch blijft en er een beperkte betekenis aan geeft’.’
Hier is geen woord onwaarheid bij, en toch zet het de lezer opnieuw op het verkeerde been. Het volgt op een citaat van de eerste referent: ‘Het boeddhisme zit erin, maar je hoeft er geen boeddhist voor te zijn.’ Dat was nou net de hamvraag op het congres: Is mindfulness los te maken uit zijn boeddhistische oorsprong en als techniek te hanteren? Die vraag heb ik gethematiseerd en op die vraag heb ik een genuanceerd antwoord proberen te geven. Dat was de dynamiek van mijn verhaal.
Doordat daaraan voorbij is gegaan wordt er een tendentieus beeld opgeroepen en een soort òhò!-gevoel gekweekt: Òhò, kijk eens wat Loonstra durft te beweren!

Stelregel 2: Als je ergens over schrijft, weet dan waar je het over hebt.
Hier gaat het helaas ook vaak jammerlijk fout. De aanwezige journaliste meende wat ik naar voren bracht over zelfkritiek, zelfveroordeling en schuldbesef te kunnen samenvatten met de term ‘zelfverloochening’. Dat leidde tot de volgende weergave van mijn mening (ik citeer het verslag): ‘de techniek (van mindfulness dus) kan een rol spelen en voorkomen dat de zelfverloochening van christenen doorslaat.’ Hoe zou de zelfverloochening van christenen kunnen doorslaan? Het is mij niet duidelijk. Van zelfkritiek en schuldgevoel kun je zeggen dat het obsessief wordt, en dus doorslaat, van zelfverloochening niet. De indruk wordt gewekt dat je zelfverloochening niet moet overdrijven. Als je zelfverloochening in de bijbelse zin opvat, is die gedachte geheel misplaatst.

Ik heb veel respect voor journalisten die hun vak gewetensvol beoefenen. Dan gaat het heus niet allemaal vlekkeloos goed. Al doende leert men. Ik spreek de wens uit, dat in dit leerproces de door mij geformuleerde stelregels bij hen hoog in het vaandel staan.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.