Kerk voor de wereld

Wervend gemeente-zijn is een thema dat de laatste tijd weer veel aandacht krijgt. Diverse voorstellen worden gedaan om de relevantie van de kerk en haar boodschap voor deze wereld duidelijker tot uitdrukking te brengen. Er zou meer nadruk moeten komen op praktisch missionair gevormd leiderschap, in plaats van theoritisch academisch gevormd leiderschap (Robert Doornenbal). Daartegenover wordt de suggestie gedaan meer nadruk te leggen op ‘zijn’ in plaats van ‘moeten’, naar het voorbeeld van de gemeenschap van Taizé, die het er niet op toelegde, maar met eenvoudige oprechte vroomheid en toegankelijke liederen een enorme werfkracht blijkt te hebben. Bij deze houding vormen een warme gemeenschap en gastvrijheid vanzelfsprekende vooronderstellingen (Roel Kuipers). Een derde benadering overweegt dat de kerkelijke terugloop als een oordeel van God moet worden aanvaard, waartegenover maar één houding past, die van trouw volharden bij de prediking van het Woord (vader Wim en zoon Willem Maarten Dekker).

In mijn reactie op deze voorstellen vraag ik aandacht voor een aspect dat gemakkelijk vergeten wordt. Dat is dat de wereld die wij willen bereiken met onze boodschap in de kerk zit. Al die toeschouwers van en deelnemers aan wat er in de kerk gebeurt ademen de lucht van deze wereld, denken veelal op de manier waarop iedereen denkt, zijn gesteld op hun vrijheid zoals iedereen op zijn/haar vrijheid gesteld is, leven als consumenten die allerlei nieuwe behoeften bij zich laten kweken zoals iedereen dat doet, zijn net zo in de weer met voetbal, Olympische Spelen, hun naderende vakantie, of hun kleinkinderen als ieder ander, maken zich evenzeer schuldig aan voorbarig oordelen als niet-christenen, zijn even verontwaardigd als hun rechten worden miskend, voelen zich als witte gemeenschap even bedreigd door allochtonen, zijn even kwetsbaar voor erotiserende invloeden, en ga zo maar door.

Dit heeft gevolgen voor de prioriteiten die we moeten stellen als kerk. Het gaat er allerleerst om dat we de wereld bereiken niet buiten de kerk, maar daarbinnen. Dat betekent een actuele, onthullende, bemoedigende en concreet de (uit)weg wijzende prediking. Het doel daarvan is dat de kerkmensen zelf tot inkeer komen, dat ze een duidelijk zicht krijgen op de twee wegen, waarvan de ene naar de ondergang leidt en de andere naar het leven, dat ze hun eigen onmacht inzien om hun leven te veranderen, dat ze intens gaan roepen tot God en dat de Geest over hen vaardig wordt. Zo wordt voorkomen dat de kerk van binnenuit wordt uitgehold en aan geloofwaardigheid verliest. En hopelijk wordt de uittocht uit de kerk erdoor gestopt.

Voor mijn antwoord op Doornenbal betekent dit, dat we aan praktisch missionair leiderschap in veel gevallen gewoon niet toe zijn. Er moet natuurlijk wel geestelijk leiderschap zijn. Theoretisch academische scholing is daarvoor wel een voorwaarde, maar die is ontoereikend. We hebben profetisch leiderschap nodig, dat in staat is de tijd waarin wij leven en onze plaats daarin kritisch te doorlichten. Als de woorden ertoe doen, gaat daar aantrekkingskracht van uit, hoewel het ook zal afstoten.

Richting Kuipers zou ik willen zeggen, dat een warme en gastvrije gemeenschap alleen gevormd wordt bij onderwerping aan en geestelijke aanvaarding van Gods Woord. Dáárin wordt Gods aanwezigheid ervaarbaar. Opnieuw valt dan de nadruk op de prediking. Die zal overigens confronterender en bevrijdender moeten klinken dan doorgaans in Taizé gebeurt.

Tegen vader en zoon Dekker zou ik willen zeggen dat zij voor een groot deel gelijk hebben. Laten we ons maar concentreren op de ontmoeting met God in zijn Woord. Laat dit alleen niet te gelaten gebeuren, alsof de terugloop van de kerk in aantal en invloed ons alleen maar als een lot of oordeel overkomt. Het waarheidselement erin is, dat leiders met hun preek-activiteiten de ontwikkelingen niet kunnen keren. Of mensen werkelijk geraakt worden en gehoor geven is aan God. Tegelijk moet worden gezegd: we doen het zelf! Laat daarom in de prediking de hartstocht doorklinken dat we ons in beweging laten brengen naar God, naar elkaar en naar mensen buiten de eigen kring. Ik neem aan dat de Dekkers dit ook bedoelen. Maar toch, ik merk in de Gereformeerde Bondsdiensten  (de oriëntatie van Wim; ook die van Willem Maarten?) die ik heb bijgewoond een zekere gelatenheid.

Ik heb in deze bijdrage een grote broek aangetrokken. Lukt het mij zelf aan de genoemde vereisten van een prediking die centraal staat te voldoen? Hooguit ten dele, maar het is wel mijn verlangen, en mijn overtuiging dat daar heil van te verwachten is.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.