Een voorbeschouwing in het ND van 1 juni onthult dat een predikant gaat promoveren op de Walcherse Artikelen, een 17e eeuwse tekst van de classis Walcheren tegen het oprukkende modernisme in de kerken, die door alle nieuwe predikanten in de classis moest worden ondertekend. Het is duidelijk dat dit destijds nieuwe document een dam wil de opwerpen tegen dwalingen waarvan voordien nog geen sprake was maar die toen om bestrijding vroegen. Is dat vandaag de dag ook zinvol een nieuwe belijdenis op te stellen en te aanvaarden tot afweer van eigentijdse dwalingen? Het antwoord van de aanstaande promovendus is, dat dit in de praktijk onmogelijk is als gevolg van de kerkelijke verdeeldheid.
Hij verklaart dat naast de geldende belijdenissen, zoals de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels, door de kerken wel allerlei leeruitspraken zijn gedaan die zich over een concrete situatie hebben uitgesproken en die wel gezaghebbend zijn, ook al hebben ze niet de status van belijdenis. Ik vraag mij af of dat een terecht onderscheid is.Heeft de kerk leeruitspraken nodig die een soort confessioneel gezag hebben zonder te delen in de status van confessie? Volgens mij is dat vragen om problemen.
Bekend en berucht zijn de leeruitspraken van de Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten uit het begin van de 20e eeuw; de eerste over de veronderstelde wedergeboorte, en het tweede over het genadeverbond dat uitsluitend met de uitverkorenen is opgericht. In de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn die leeruitspraken afgewezen en heeft men verklaard dat men zonder nadere toevoeging op de basis van de drie genoemde belijdenisgeschriften wilde staan, als de oecumenische basis voor kerkenlijke eenheid. Iedere toevoeging daaraan betekent het inbouwen van conflictstof die gemakkelijk tot splijtzwam wordt. De kerkgeschiedenis van de 20e eeuw heeft dat bewezen.
Nu hebben de CGK zich ook niet helemaal aan hun uitgangspunt gehouden. Zo verklaart artikel 52 lid 2a van de kerkorde: ‘De synode spreekt uit (in 1872), dat de drie formulieren van enigheid zich duidelijk uitdrukken inzake de persoonlijke wederkomst van Christus en dat het neit gereformeerd is te leren, dat Christus duizend jaar zichtbaar en lichamelijk op aarde zal regeren, aangezien dit strijdt tegen Gods Woord, zodat het niemand geoorloofd is, dit gevoelen te leren of te verbreiden.’ En lid 3 uit hetzelfde artikel, daterend van 1893, spreekt uit, ‘dat de veronderstelling van wedergeboorte bij de doop als in strijd met Gods Woord in de Christelijke Gereformeerde Kerken niet kan worden geduld en dat het derhalve niemand geoorloofd is dit te leren.’ Dat zijn precies leeruitspraken: kerkelijke verklaringen waarin gesteld wordt wat wel en wat niet in strijd is met Gods Woord.
Ik beschouw dit als uitglijders. Als de inhoud van de belijdenisgeschriften de geestelijke basis vormen van de onderlinge eenheid van het geloof, moet men het daar ook bij laten. Iedere toevoeging aan die basis die haar nader wil interpreteren is in feite een verzwakking ervan.
Maar hoe zit het met nieuwe situaties die weer om nieuwe posities vragen. Op dit moment is het onderwerp van homorelaties aan de orde, waarover de synode van de CGK volgende week dinsdag een uitspraak kan doen, als ze eruit komt. Wat voor uitspraak wordt dat? Een gezaghebbende uitspraak over de uitleg van de Bijbel? Dan wordt het een leeruitspraak die feitelijk aan de belijdenis wordt toegevoegd en daarmee de verenigende kracht van die bestaande belijdenis verzwakt. Meer nog, dan wordt het gezag van de Bijbel verzwakt.
Laat men zich realiseren wat hier aan de orde is. De bestaande belijdenis is uitdrukking van het gemeenschappelijke geloof en brengt onder woorden hoe wij het hart van de boodschap verstaan. Ieder daaraan toegevoegde voorschrift van hoe wij de Bijbel moeten uitleggen doet afbreuk aan de eigen zeggingskracht van de Schrift. Wij gaan de Bijbel inkaderen in hoe een meerderheid meent dat die gelezen moet worden. Het is altijd een van de grote bezwaren tegen de Rooms-Katholieke Kerk geweest, dat die met gezag meent te kunnen bepalen hoe wij allerlei bijbelgedeelten moeten uitleggen. Gods Woord wordt ingekaderd in het spreken van de kerk.
Dus: alsjeblieft geen leeruitspraak, omwille van het gezag van Gods Woord en van de eenheid van de kerk.