Al meer dan vier jaar is de Israëlische reservekorporaal Gilad Shalit in handen van Palestijnse ontvoerders, waarschijnlijk in de Gazastrook. Zij eisen in ruil voor de beëindiging van zijn gevangenschap de vrijlating van duizend Palestijnen die in Israël gevangen zitten. Tot op heden gaat de Israëlische overheid niet op dit aanbod in.
De (on)rechtmatigheid van de ontvoering en van de hechtenis laat ik buiten beschouwing. Daarover zou ongetwijfeld het nodige te zeggen zijn, al maakt het dan wel verschil vanuit welke kant van het politieke conflict men de gebeurtenissen benadert. In een scherp conflict heeft iedere partij haar eigen waarheid. Het ontwikkelen van een objectieve kijk blijkt dan heel moeilijk, zo niet onmogelijk. Mijn benadering is pragmatischer. Niet de juridische en morele juistheid, maar de feitelijke gang van zaken maakt enkele reacties bij mij los.
Wat onmiddellijk opvalt is, dat één gevangene aan de ene kant tegenover duizend gevangenen aan de andere kant wordt geplaatst. Uit het oogpunt van maximaal rendement kan ik dat begrijpen. De Palestijnse ontvoerders proberen hun daad zo goed mogelijk uit te buiten. Toch zitten er aan hun opstelling negatieve kanten die op de lange duur in het nadeel van de Palestijnse zaak kunnen werken.
Hoe kun je nu in alle redelijkheid volhouden dat de vrijlating van één Joodse man opweegt tegen de vrijlating van duizend Palestijnse mannen? Men gaat er kennelijk van uit dat Israël zoveel aan dat ene leven hecht, dat ze daar een groot aantal Palestijnen tegenover wil stellen.
Omgekeerd wordt met deze benadering tot uitdrukking gebracht, dat men elk van zijn eigen Palestijnse volksgenoten in Israëlische gevangenschap een waarde toekent die één duizendste is van een Joodse man. Als we daarover nadenken, komen we uit bij de implicatie dat deze ontvoerders lijden aan een immens minderwaardigheidscomplex, en dat ze dat nog zonder schaamte etaleren ook.
Als dat waar is, is er iets ernstigs aan de hand. Wie vanuit een groepsgebonden minderwaardigheidscomplex handelt, probeert dit gevoel te overcompenseren met vertoon van kracht en minachting. Deze psychologische factor mag door alle betrokkenen wel met zorg meegewogen worden, niet het minst door de Israëlische overheid en het Israëlische leger. Een neerbuigende, superieure houding versterkt het minderwaardigheidsgevoel alleen maar, en wakkert de rancune aan.
Deze dodelijke spiraal moet worden doorbroken. Hoe? Met het tonen van respect, met het toegeven van fouten, met het waar mogelijk aangaan van persoonlijke relaties. Gaat dat niet ten koste van macht en intimidatie? Ja, maar machtsvertoon en intimidatie roepen aan de andere zijde dezelfde gedragingen op.
Het Israëlisch-Palestijnse probleem is niet gemakkelijk op te lossen. Maar is het zo wereldvreemd, als wij de Joodse man Jezus navolgen in het bewijzen van liefde? Daar kun je waarschijnlijk geen seculiere politiek op bouwen, maar de toon maakt wel de muziek.