De meerderheid van de synodecommissie die de CGK-synode moet adviseren in de patstelling rond de thema’s homoseksualiteit en vrouw in ambt stelt voor korte metten te maken met dissidente kerkenraden. Niet alleen aanvaarding van het gezag van de Schrift is volgens haar in het geding, maar ook het feit dat kerkenraden die een afwijkend beleid voeren hun woord breken. Ieder kerkenraadslid heeft namelijk met zijn handtekening verklaard in alles te handelen in overeenstemming met de geldende kerkorde en de verdere bepalingen en besluiten van de CGK. Door anders te handelen plegen ze woordbreuk, zo is de redenering. Ik stel ertegenover: afwijken van je eerder gegeven belofte impliceert niet per definitie woordbreuk. Dat hangt van meer factoren af.
De commissiemeerderheid zet zwaar aan: kerkenraden die zich niet houden aan de kerkorde plegen een openbare grove zonde, en moeten om die reden worden vermaand en bij volharding in het kwaad afgezet. Daarmee stellen zij de handelwijze van zo’n kerkenraad in het rijtje van het aanhangen en verbreiden van onschriftuurlijke leringen, openbare scheurmaking, openlijke godslastering, meineed, seksueel misbruik en zo meer. Is het echt zo erg?
We stellen ons de volgende situatie voor. Een samenwerkingsgemeente van NGK en/of GKv en CGK heeft tientallen jaren de kandidaatstelling van vrouwen voor een ambt tegengehouden, ook al was de roep uit de gemeente er al die tijd en werd die luider. Inmiddels zijn de ambten binnen de NGK en de GKv voor vrouwen opengesteld. Binnen de gemeente is er steeds meer onbegrip voor dat vrouwen niet in aanmerking komen voor een ambt. En de kerkenraad kan het niet uitleggen, want op grond van zijn verstaan van de Bijbel ziet hij ruimte om in onze tijd vrouwen die daarvoor de gaven hebben ontvangen in te schakelen in de leidinggevende taken van de kerkenraad. Zijn enige argument is: het mag niet van de CGK-kerkorde, en wij moeten de minst ver gaande kerkorde aanhouden, daar hebben we ons aan gebonden. Zo’n mager, procedureel verweer leidt tot frustratie. Op den duur is deze situatie niet te handhaven. De kerkenraad besluit overstag te gaan en ook vrouwen te kandideren.
De kerkenraad legt binnen de CGK-classis openhartig uit wat zijn probleem is en waarom hij meent er goed aan te doen toch de ambten voor zusters in de gemeente te openen. Wat de kerkenraad hier doet is begrip vragen voor het spanningsveld waarin hij zich bevindt. Aan de ene kant is er de ondertekening van de loyaliteitsverklaring, aan de andere kant staat het welzijn van de gemeente, waarvoor de kerkenraad verantwoordelijk is. Daartussen moet hij een keuze maken. In de ethiek wordt zoiets een botsing van plichten genoemd. Na veelvuldig gebed en rijp beraad heeft de kerkenraad voor een van beide opties gekozen.
Is dit op te vatten als woordbreuk en gelijk te schakelen met meineed en daarom afzetting waard? Een synode die zich zo zou opstellen zou maar één aspect uit een heel palet van omstandigheden selecteren en rigide te werk gaan. Je kunt ook zeggen: ongeestelijk en liefdeloos. Zo gaan we in de kerk van Christus toch niet met elkaar om, hoe oprecht de bezorgdheid ook is.