Lachwekkende woorden – ware woorden

Hij zei: ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.’ Ze lachten Hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was.
Lucas 8:52b-53

Soms gebeuren er zulke erge dingen, dat je niet weet wat je moet zeggen. Wat zeg je nu in een huis waar net een kind is overleden? Het ligt roerloos in bed, de moeder zit er in tranen bij. Andere aanwezigen zitten in droefheid terneer. Ieder woord dat je zegt is misplaatst. Hier zijn geen woorden voor. Misschien is dat wel de oorzaak dat veel mensen er tegenop zien om naar een huis te gaan waar verdriet is. Ze weten niet wat ze moeten zeggen. Maar soms is het helemaal niet nodig iets te zeggen. Het belangrijkste is, dat je in je onbeholpenheid en sprakeloosheid het ook niet weet, dat je net als de getroffenen met stomheid geslagen bent. Laat maar merken dat je er ook geen raad mee weet.

Nu kijken we naar Jezus. Hij is het huis van Jaïrus binnengegaan waar een meisje van twaalf is gestorven. Hoe stelt Hij zich op? Niemand verwacht dat Hij iets kan doen. Hij is te laat. Misschien kan Hij ook maar beter zijn mond houden. Maar wat doet Hij? In het huis waar mensen stikken in hun verdriet, houdt Hij zijn mond niet. Hij zegt iets, en het lijkt alsof het nergens op slaat. ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven, maar slaapt.’ Dat klinkt zo gek, dat sommigen in de lach schieten, door hun tranen heen. Hoe kunt U dat nu zeggen! Het heeft er de schijn van, dat Hij zijn woorden uitermate ongelukkig gekozen heeft. Alsof Hij de mensen voor de mal wil houden. Maar dat lukt natuurlijk niet. Ze weten beter. Het is niet waar wat Hij zegt. Het kind slaapt niet, het is dood. Het ademt niet meer, de polsslag is opgehouden. Vandaar dat Lucas schrijft: ze lachten Hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. Niet: omdat ze dachten dat ze gestorven was, nee, ze wisten het. Het sterven was een feit waar niemand omheen kon.

Hoe kan Jezus dan zeggen: ‘Ze is niet gestorven, maar slaapt’? Als er zulke dwaze woorden uit zijn mond komen, hoe kun je dan in Hem geloven? er zijn mensen die zeggen: het geloof slaat nergens op. Ze noemen het geloof verlakkerij, een zoethoudertje voor simpele zielen. Ze maken het belachelijk. Ze verzinnen er grapjes over. Hoe kun je dat nou geloven? Het kind was toch dood, dan moet je er niet mee aankomen zetten dat ze slaapt! Zo botsen de woorden van Jezus op de werkelijkheid van de dood, en de mensen storen zich eraan. En ook wij kunnen wel eens twijfelen. Is het allemaal wel waar?

Ja, in de mond van Jezus zijn die woorden waar. Hij mag de dood van het meisje uitleggen als slaap. En wat het mooiste is: Hij heeft nog gelijk ook. Want straks zal Hij haar hand vatten en roepen: ‘Kind, sta op!’ Zij zal aan zijn woorden gehoor geven en overeind komen. Het kind wordt wakker, slaat de ogen op, en is dús niet gestorven. Wie wakker wordt is niet definitief, voorgoed dood. Vandaar: zij slaapt!
Wij staan ook wel eens aan een sterfbed. Soms van een kind. Soms van ons eigen kind. Soms zou je willen dat Jezus binnenkwam en zei dat het sliep, en dat Hij het aansprak: kind, sta op! Wat moeten wij met dit verhaal? Is het geen zout in de wond?

Wij leven in een periode waarin Jezus ook aan ons stellig verklaart: ze slapen, die geliefden van ons die in de Heer zijn ontslapen. Tegelijk is het de periode waarin Hij nog niet heeft gezegd: sta op! Wij blijven nog halverwege het verhaal steken, op het moment dat omstanders ongelovig lachen. Dat kan toch niet? Hoe kan Hij dat zeggen? Dit verhaal wil ons niet ontmoedigen. Het wil ons juist bemoedigen om onze verwachting op Jezus te stellen. Dood is niet dood. Hij maakt zijn woorden waar. Hij heeft de macht in handen. Daarom: ik geloof de opstanding van het lichaam en het eeuwige leven.

Dit bericht is geplaatst in Meditatief. Bookmark de permalink.