Het scenario van de overheid is erop gericht het coronavirus gecontroleerd te bestrijden. Dat betekent dat 40 tot 50% van de bevolking met het virus besmet moet worden om zo een groepsimmuniteit te ontwikkelen die verdere verspreiding tegengaat. Dat is een zaak van een lange adem. Gaat dit lukken, of raken we in ademnood? Dat wil zeggen: niet alleen de ernstige patiënten, maar wij allemaal. Hieronder wil ik een beeld oproepen van wat ons te wachten staat.
Laten we ervan uitgaan dat dit proces één jaar duurt, en dat tegen die tijd er wel een vaccin op de markt is. Dat betekent dat in dat jaar 45% van 17 miljoen = 7,5 miljoen mensen besmet worden. Daarvan overlijdt 1%, zo horen we van deskundigen. Dat zijn 75.000 personen. Dat betekent dat een jaar lang per week gemiddeld 1500 personen overlijden aan het virus. De in totaal 34 sterfgevallen tot gisteren zijn daarmee vergeleken maar een schijntje. Is dat echt waar de regering rekening mee houdt? Dat kan toch niet waar zijn! Maar stel dat die 1% een slag in de lucht is, en dat het in werkelijkheid om 0,5% zou gaan, dan nog zijn we nog lang niet aan het gemiddelde en hebben we nog een lange, lange weg te gaan.
Wat betekent dit voor Nederland? Op dit moment drijft de bevolking op haar overlevingsinstinct. Dat zie je aan alle kanten. Angstgedrag stoomt uit de oren. Velen kiezen voor een vrijwillig isolement. Tot hen wil ik zeggen: laten de sterftecijfers die ons te wachten staan je niet tot wanhoop en paniekreacties leiden. Het hoort bij het scenario. Dit alles móet geschieden.
Maar er is nog iets. De kinderen lopen thuis, er moet thuis gewerkt worden, ondanks de herrie die zij veroorzaken, gezellige ontmoetingsplekken zijn gesloten, vitale levensbehoeften zijn niet te krijgen (mondkapjes, ontsmettingsmiddelen). Sommige mensen raken overwerkt, anderen weten van verveling niet meer waar ze het moeten zoeken. Het beleid van de regering gaat protest oproepen. Heeft ze het nog wel in de hand? Uitzichtloosheid gaat de sfeer bepalen. En de economie raakt uitgeput. Langzaamaan maken frustratie en irritatie zich breed, zegt mijn voorgevoel.
Ook hierin is het belangrijk ons te realiseren dat ons dit is aangezegd: het wordt langdurig en moeilijk. Het is niets vreemds dat ons overkomt. Het is beter dat wij ons dit vanaf het begin realiseren. Dan kunnen we ons erop instellen. Spontane solidariteitsacties, zoals bloemen en eten brengen aan zorgverleners en voor hen applaudisseren in de straat, zijn hartverwarmend. Een interkerkelijke gebedsdag en simultaan klokkengelui accentueren de onderlinge verbondenheid. Maar houden we met elkaar deze saamhorigheid ook vast? Het is van belang dat we ons instellen op een taaie toekomst. Hoe verwachtingsvol en opgewekt zal christelijk Nederland zijn, wanneer de moeilijkheden erg lang gaan duren?
De apocalyptische bemoedigingen van onze Heer in Matteüs 24 en het boek Openbaring worden op een verrassende manier actueel. Ze mogen ons inspireren. ‘Wie standhoudt tot het einde, zal worden gered. Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen’ (Matteüs 24:13-14); en: ‘Hij die van deze dingen getuigt [dat is Jezus], zegt: “Ja, Ik kom spoedig!” Amen. Kom, Heer Jezus! De genade van onze Heer Jezus zij met u allen’ (Openbaring 22:20-21).