De rechter heeft gesproken. Laura Dekker van dertien mag op dit moment niet beginnen aan een wereldreis met een zeilschip. Eerst moet er twee maanden lang onderzoek gedaan worden naar de vraag of zo’n onderneming haar ontwikkeling kan schaden. De hele gang van zaken roept bij mij gemengde gevoelens op. Deze bijdrage is een poging die te verhelderen, ook voor mezelf. Aan het begin ervan weet ik nog niet waar het schip strandt.
Mijn eerste natuurlijke reactie is: waar bemoeit iedereen zich mee? Als dat meisje dit nu wil, als ze nu weet waar ze aan begint, als haar ouders nu experts zijn in dergelijke oceaantochten. Ze komt zelfbewust over. Ze weet wat ze wil.
Daar volgt echter onmiddellijk een corrigerende reactie op. Laura is minderjarig en leerplichtig. Minderjarige kinderen kunnen een dergelijke beslissing nog niet overzien. Dit is niet verantwoord. Laura moet tegen zichzelf en haar ouders worden beschermd. En net als alle leerplichtige kinderen moet zij gewoon naar school. Punt uit.
Van de uitspraak van de rechter krijg ik een appelflauwte. De Raad van de kinderbescherming moet onderzoeken of zij van een dergelijk initiatief geen nadeel gaat ondervinden, zoals een belemmering van haar intellectuele ontwikkeling. Dat wordt natuurlijk koffiedik kijken. Er kan een profiel gemaakt worden van haar persoonlijkheid, natuurlijk, maar niemand kan met enige mogelijkheid voorzien waar zij allemaal mee te maken gaat krijgen en wat dat met haar doet. Op voorhand kan gezegd worden dat een ideaal waar iemand helemaal voor wil gaan positief is voor de ontwikkeling voor die persoon. Meer kan ik niet bedenken, en die onderzoekers ook niet, vrees ik.
Dit heeft alle schijn van een manoeuvre van de rechter om de verantwoordelijkheid met anderen te delen. Ze durft geen duidelijk standpunt in te nemen en verschuilt zich achter zogenaamde deskundigen. Hoe kan iemand deskundig zijn in een exceptioneel geval?
Wat in de hele procedure een belangrijke rol speelt, is de sociologische ontwikkeling van de moderne Westerse samenleving gedurende de laatste eeuwen. Die ontwikkeling is voor een deel te typeren met de woorden rationalisatie en bureaucratisering. Rationalisatie duidt op het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken. Dit proces wordt extra interessant als we bedenken dat het hand in hand is gegaan met de secularisatie: mensen namen de sturing in eigen hand en lieten zich minder gezeggen door hun religieuze traditie.
Bureaucratisering is de manier waarop de rationalisatie maatschappelijk zich voltrok: de term doelt op de ontwikkeling van formele regels en van organisatiestructuren die op beheersing zijn gericht.
Er is nog een westerse ontwikkeling die haar invloed doet gelden. Dat is het vrijheidsideaal dat vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn tienduizenden verslaat. Mensen mogen niet worden betutteld en beperkt. Het is eigenlijk een heel begrijpelijke reactie op het zojuist beschreven proces. En de secularisatie is er alleen maar door versterkt.
Hopelijk is duidelijk wat dit met Laura te maken heeft. Enerzijds zijn de leerplichtwet en de regels van minder- en meerderjarigheid voorbeelden van bureaucratisering die tot doel hebben de ontwikkeling van de jeugd te beheersen. Anderzijds vraagt het vrijheidsprincipe om honorering. De move van de rechter is door die twee belangen te verklaren. Zij wil vanwege het vrijheidsideaal niet zonder meer de reis verbieden, maar zij wil ook het beheersingsprincipe niet verloochenen. Daarom worden deskundigen ingeroepen om de beheersingsgraad te verhogen.
Wat heeft nu prioriteit? De vrijheid om de eigen verantwoordelijkheid te nemen en de grenzen van het beheersbare op te zoeken? Of de rationalisatie en de bureaucratie die bedoeld zijn om het samenleven te stroomlijnen?
Ik neig tot het laatste. Dit is de samenleving waarvoor wij met elkaar hebben gekozen. Daarvan afwijken in dit ene geval leidt tot een rechtsongelijkheid die moeilijk te verdedigen valt.
Heeft God hier nog iets te zeggen? Juridisch niets. En als ik heel eerlijk ben, moet ik bekennen dat ik vanuit de Bijbel geen doorslaggevende argumenten kan bedenken die tegen deze reis pleiten. Of het zou moeten zijn dat de gevaren waaraan Laura zich blootstelt vallen onder het gebod ‘Gij zult de Here uw God niet verzoeken’. Maar die gevaren kan ik onvoldoende inschatten.