Ongetwijfeld kom ik in deze blog naar voren als een wereldvreemdeling. Bij het lezen van het boekje Je hebt het niet van mij, maar… Een maand aan het Binnenhof wreef ik mijn ogen uit. Aan de Lange Poten in Den Haag in de ingang van het perscentrum Nieuwpoort, grenzend aan de Tweede Kamer. Dat wist ik al. Deel daarvan is de sociëteit van Nieuwspoort, een besloten club waar mensen die allemaal dagelijks met politiek bezig zijn elkaar ontmoeten. Nu komt het. Die elkaar ontmoetende betrokkenen bij de politiek bestaan niet alleen uit ministers, kamerleden, journalisten en voorlichters, maar ook uit lobbyisten. Toen ik me realiseerde wat dit betekent, stagneerde het raderwerk in mijn hersenmachine een poos. Van deze storing ben ik nog steeds niet helemaal hersteld.
Wat zijn lobbyisten? Dat zijn vertegenwoordiger van belangengroepen die proberen bij kamerleden en ministers iets gedaan te krijgen. Zo is er een milieulobby, een autolobby, een tabakslobby, een alcohollobby, maar ook een lobby voor een grote supermarktketen die lobbyisten, meest mannen, inzetten of een lobbybureau inhuren om mensen op sleutelposities te benaderen en te beïnvloeden.
Tot zover niets vreemds. Iedereen heeft daar wel eens iets van gehoord en kan daar iets van snappen. Iedereen probeert nu eenmaal zijn en haar eigen belangen te behartigen. Maar wat is het ongelooflijke? Een aantal van deze mensen heeft een pasje voor Nieuwspoort en is daarmee lid van de sociëteit. Hiermee is het beïnvloeden van politici vanuit eenzijdige belangengroepen gelegitimeerd.
Het wordt nog erger. Niet alleen is er een wettige plaats ingeruimd voor eenzijdige beïnvloeding van volksvertegenwoordigers die verondersteld worden onze belangen te verdedigen, die politici, met name de kamerleden daarvan, maken zich op hun beurt van deze lobbyisten afhankelijk. Die moeten namelijk zo veel informatie verwerken in structureel veel te weinig tijd, dat ze dankbaar het aanbod van een lobbyist aanvaarden om puntige samenvattingen met one-liners en krantenkop aan te leveren. Soms dienen ze zelfs moties in die letterlijk uit de koker komen van… een lobbyist.
En nog is de rampspoed niet ten einde. De afhankelijkheid van politici ten opzichte van de lobbyisten wordt nog versterkt doordat er een soort ‘voor wat – hoort wat’-cultuur heerst. Als de lobbyist iets bij jou gedaan weet te krijgen, weet hij op zijn beurt weer iets voor jou gedaan te krijgen, bijvoorbeeld een uitnodiging voor een praatprogramma op de radio of een artikel in de krant. Dat is weer goed voor je imago. Bekendheid vergroot je kansen op een verkiesbare plaats bij de volgende verkiezingen. Vermenging dus van belangen. Onder het mom van het staatsbelang gaan het deelbelang van groepen en het eigenbelang van de politicus hand in hand.
Hier staat mijn verstand even stil. Er wordt geklaagd over de ondoorzichtige kaasstolp van de Haagse politiek, maar hebben wij dat op deze manier niet zelf structureel in de hand gewerkt? Hoe kan ik vertrouwen hebben in mijn vertegenwoordigers in de landelijke politiek, als zij hun oor laten hangen naar een lobbyist?
Mijn remonstrantse collega Joost Röselaers is minder wereldvreemd dan ik. In het ND van zaterdag 14 juli pleit hij voor een politiek lobbyist voor de kerk die niet alleen ingang heeft bij CDA, CU en SGP, maar bij alle politieke partijen. Dat zou een manier kunnen zijn om de inbreng van de kerk in de maatschappelijke vragen te versterken op een doeltreffende manier. Ja, binnen het huidige systeem kan ik me dat voorstellen, dat je daarvoor pleit.
De vraag is alleen: moeten we ons in dat systeem voetstoots schikken? Voor zover mijn verstand mij ten dienste staat zeg ik: dit is een dubieus systeem dat de geloofwaardigheid van onze parlementaire democratie alleen maar uitholt. Daar moeten we van af. Dus neem al die lobbyisten hun clubpasje voor Nieuwspoort af.