Man en vrouw in de GKV

De laatste synode van de GKV sprak uit dat de Bijbel zowel de gelijkwaardigheid als het verschil in verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen benadrukt. Daarmee geeft de synode een kader waarbinnen alle verdere bezinning moet passen. Het is voor mij de vraag of de synode hier verstandig aan heeft gedaan. Ik beperk me hier tot het aspect van de eigen verantwoordelijkheid van de vrouw ten opzichte van de man. Over het andere aspect, van de gelijkwaardigheid, zou ook wel iets te zeggen zijn, bijvoorbeeld of wel duidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld, en of de Bijbel die gelijkwaardigheid inderdaad leert. Maar dat laat ik hier ter zijde.

De uitspraak over de eigen verantwoordelijkheid van man en vrouw wordt natuurlijk gebaseerd op de scheppingsverhouding waarnaar Paulus verwijst. In dat verband stelt hij dat de vrouw geen leiding en onderricht mag geven aan de man. Hoe moeten we dat nu toepassen op onze eigen tijd van de geëmancipeerde vrouw? Ik denk dat we hiermee moeten omgaan naar analogie van de betekenis van de joodse wet voor heidenen die tot geloof komen.

Sommige joodse volgelingen van Jezus waren van mening dat heidenen eerst joods moesten worden om volgeling van Jezus te kunnen zijn. Zij keken naar hun interne joodse positie en konden het in het licht van hun Schrift en traditie niet meemaken dat de centrale positie van de wet met al haar regels werd opgegeven. Paulus keek echter naar buiten, naar de toegankelijkheid van de boodschap van redding voor heidenen. Dat leidde bij hem tot de conclusie dat veel regels het evangelie in de weg staan, bijvoorbeeld over de besnijdenis, de sabbat en de reinheid.

En als nu eens de ondergeschikte positie van de vrouw in de kerk voor buitenstaanders vervreemdend werkt en hun in de weg staat Christus te aanvaarden? Gaan wij als kerken dan op zoek naar een sterke interne positie, gedragen door de traditie en bevestigd door een zo breed mogelijke consensus? Of zijn we erop uit, net als Paulus en het apostelconvent in Jeruzalem (Handelingen 15), die regels buiten werking te stellen die de toegang tot het evangelie voor buitenstaanders belemmeren, regels die vanuit het evangelie niet evident te maken zijn?

Naar mijn inzicht wijst het Nieuwe Testament ons de laatste weg. Dan is wel belangrijk maar niet doorslaggevend voor de discussie wat de teksten over de vrouw in hun oorspronkelijke historische context precies betekenen. Waar het om draait is, of de betreffende regels zich tegenover de mensen van vandaag vanuit het evangelie laten motiveren.

Wij kunnen ons nauwelijks een voorstelling maken hoe liberaal en radicaal Paulus in joodse oren moet hebben geklonken. Waar wij in de kerkelijke discussies vaak mee bezig zijn is, dat we de lijnen die Paulus trekt om in zijn eigen niet-joodse cultuur het evangelie vrij baan te verlenen, weer gaan verabsoluteren en tot een eigen gezagsinstantie maken, analoog aan de wet. In plaats daarvan zouden we ons in de geest van Paulus moeten afvragen: helpen die regels ons in onze postchristelijke cultuur nog steeds om het evangelie zo goed mogelijk doorgang te verlenen?

Paulus’ nadenken over de verhouding van wet en evangelie werd voor hem genoodzaakt door de missionaire situatie waarin hij zich bevond. Zo zullen ook wij de regels over de plaats van de vrouw moeten doordenken in de context van de missionaire situatie waarin wij ons bevinden, ter wille van het evangelie en de toegankelijkheid daarvan. Die boodschap is immers te mooi en te belangrijk om mensen daarvan met onbegrepen regels af te schrikken!

Of gaat de parallellie met de joodse wet hier niet op? In de discussie over de vrouw wordt verwezen naar de schepping. De wet en de schepping zijn echter niet twee verschillende zaken. De schepping staat beschreven in de Thora. De joden beschouwen de Thora zelfs als pijler van de schepping. En het sabbatsgebod wordt in Exodus 20 diep verankerd in de schepping. Toch is de sabbat volgens Kolossenzen 2 een schaduw van Christus en heiligt niemand van ons de zaterdagse sabbat als rustdag. Christus gaat de wet en de schepping te boven.

De trouw aan het evangelie vraagt van ons, wanneer de situatie het nodig maakt, dat wij op zijn minst een fractie van de radicale en liberale houding van Paulus hebben.

Deze tekst is op 30 juni 2014 als column verschenen in het ND.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.