Martakerk of Mariakerk?

In het Kerkblad voor het Noorden van de afgelopen week signaleert ds. Stoffer Otten een verschuiving binnen de kerken van de Reformatie van rationele aandacht voor de prediking in de besloten kring naar een meer mondiaal en globaal levensbesef met aandacht voor emoties en relaties. Gemeenteleden worden van luisteraars en leerlingen meer dynamische doeners. Het is een verschuiving van het onderwijs van de apostelen naar de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden, om het te formuleren met de vier kenmerken van de eerste gemeente in Handelingen 2.

De auteur wil op deze verschuiving inspelen door ons te spiegelen aan de doe-kerk waarin het christen-zijn het hele leven doortrekt, waarin het spreken over God in het alledaagse leven normaal is, waarin we onze tijd met ongelovigen delen en waarin we 168 uur per week missionair christen zijn. Niet dat daarmee de leer van de apostelen uit beeld mag raken, maar we kennen een dubbele loyaliteit, enerzijds aan het evangelie en anderzijds aan de gemeente en haar omgeving.

Wat me hierin aanspreekt is de integrale benadering van christen-zijn. Het is iets van je identiteit dat je in alle verbanden van je leven meedraagt. De nadruk daarop is heilzaam. Toch is er ook iets dat mij minder aanspreekt. De suggestie gaat ervan uit dat we als christenen tekortschieten wanneer we de grootste nadruk (blijven) leggen op het apostolische onderwijs en op het luisteraar en leerling zijn. Zelf zou ik het zo willen zeggen: Tenzij de prediking nummer één blijft staan en de voorrang krijgt, gaat de doe-kerk na verloop van tijd te gronde.

Waarom denk ik dat? Omdat de prediking ons bepaalt bij de overstelpende goedheid van God en bij mijn eigen gemis en diepst verlangen, maar ook bij mijn weerstand en de grenzen van mijn geduld en incasseringsvermogen. De gemeenschap en de gezamenlijke activiteit breekt stuk op kortzichtigheid en eigenbelang, wanneer wij onszelf niet leren verliezen aan Jezus en ons eigen bestaan niet leren verloochenen. En dat kan alleen in een ontdekkende en verkwikkende prediking. Zonder telkens weer te putten uit deze bron, knap ik af op al dat ge-doe.

Zijn we dan vroeger niet te rationeel met de prediking bezig geweest? Moet er niet meer ruimte komen voor emoties en relaties? Dat is wat anders. Maar de oplossing is niet dat rationele uitleg aangevuld wordt met emotionele en relationele actie. Als de verkondiging voorheen eenzijdig rationeel is geweest, is er een andere omslag nodig: een verkondiging die ons tot in het diepst van onze ziel aanspreekt en raakt, die ons laat zien wie wij zijn en ook wie God voor ons is. Dan komt de rest bijna vanzelf.

Ik  moet denken aan de geschiedenis van Marta en Maria die Jeuzs ontvangen in hun huis. Maria is hier de doener die de gastvrijheid handen en voeten geeft, Maria laat de boel de boel en zit te luisteren naar de woorden van Jezus. Marta ergert zich, ze probeert Jezus aan haar kant te krijgen. Maria moet haar toch nodig eens helpen. Maar Jezus valt haar af. Marta maakt zich veel te druk, Maria heeft het beste deel uitgekozen, het ene nodige. De oplossing van Jezus is niet: poosje luisteren, poosje actief zijn, hoe begrijpelijk het ongenoegen van Marta ook is. Nee, alles aan de kant, een en al oor, hier komt het op aan. Aan Jezus’ voeten is de hoogste plaats.

Zo staat mij een Mariakerk voor ogen, die leeft uit de bron. Niet dat daarmee de onderlinge dienstbaarheid overbodig wordt. Maar die komt hieruit voort.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.