Mijn aarzeling over de benadering van de paus

De laatste blog liet mij niet los. Daarin had ik het over de paus die bij niet-gelovige jongeren appelleerde aan hun verlangen naar het goede en schone, naar menselijkheid en authenticiteit. Als dat hun ‘schat’ was, en niet macht, geld of roem, dan stonden ze aan de goede kant.

Ik contrasteerde dat met het meer negatieve mensbeeld van de protestantse traditie: wij zijn geneigd tot alle kwaad en moeten ons daarvan bekeren. Voorzichtig overwoog ik met argumenten of de benadering van de paus misschien toch de voorkeur verdiende. Maar ik eindigde met de opmerking: Helemaal zeker ben ik er niet van.

Van mijn aarzeling wil ik nu rekenschap geven. Wat weerhoudt mij om volledig voor de innemende, inclusieve houding van de paus te kiezen, inclusief, omdat daarin goedwillende niet-gelovigen meegenomen worden? Twee factoren spelen daarbij voor mij een rol.

De eerste factor is het mensbeeld. Is het ten onrechte dat de protestantse traditie aandacht vraagt voor de donkere zijde van ons mens-zijn? De realiteit leert dat mensen die op één terrein bewonderenswaardig en voorbeeldig zijn, op het andere grove steken laten vallen. Mensen die in het publieke domein een hoogstaande moraal verdedigen en voorleven, en als zodanig een rolmodel zijn, kunnen in hun privéleven dominant zijn of ontrouw of onmatig. Een mens is vaak een vat vol tegenstrijdigheden. Iedereen heeft wel blinde vlekken of gebieden waarop hij/zij zijn/haar ondeugden rechtvaardigt.

Ik ken niemand die zo eerlijk de duistere kanten van de menselijke natuur blootlegt en thematiseert als de rooms-katholieke (!) auteur Willem Jan Otten. Die eerlijkheid kan hij betrachten omdat hij ook zijn eigen slechte drijfveren onder ogen ziet. Door deze tonen aan te slaan, kan hij ook thema’s als verzoening en mededogen zuiver laten klinken. Deze erkenning van zonde en falen staat een al te gemakkelijk beroep op edele doelstellingen als bewijs van de goede keuze in de weg. Er is meer nodig: vergeving en vernieuwing.

De andere factor die mij doet aarzelen is de manier waarop de paus de ‘schat’ invulde als de keuze voor het goede en schone. Dat neemt niet weg dat ik onder de indruk was van zijn vraag aan de jongeren: waar is je schat? Dat is een indringende vraag, die de kern raakt van waar het in ons leven om gaat. Maar de uitwerking overtuigt mij niet.

Terecht benadrukte de paus dat je schat uit macht, geld en/of roem kan bestaan en dat je daarmee een heilloze keuze maakt. Maar dat de goede schat wordt gevormd door het nastreven van het goede en schone, is nog maar de vraag. Het goede en schone zijn respectievelijk een morele en esthetische categorie. De Deense filosoof Kierkegaard heeft ons geleerd dat boven het esthetische en het ethische nog het religieuze ligt, daarmee bedoelde hij: de verhouding tot God.

Jezus had het ook over onze schat. Vergaar geen schatten op aarde, zij Hij, maar schatten in de hemel. Met de schatten op aarde bedoelde hij letterlijke schatten van geld en goederen. Maar de schatten in de hemel vallen toch niet samen met de morele waarde van het goede of de esthetische waarde van het schone. Die gaan daarbovenuit. Die hebben te maken met wat ons in genade door God geschonken wordt om ons te redden: goddelijke liefde, aanvaarding, vergeving, kracht, vreugde en eeuwig leven.

De paus bleef toch een beetje aan de oppervlakte. Is hem dat kwalijk te nemen? In een gesprek met niet-gelovigen kun je niet altijd naar de diepte afsteken en gaat het er allereerst om iets gemeenschappelijks te zoeken en een relatie te creëren. Daarin is hij voortreffelijk geslaagd. Toch zullen in een vervolg ook zwaardere thema’s moeten worden aangeslagen om recht te doen aan de goede boodschap die mensen bevrijdt.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.