Het koptische Kerstfeest is in Nederland gelukkig rustig verlopen. In Amsterdam, Utrecht en Eindhoven konden de kerkgangers op 7 januari probleemloos samenkomen in hun kerkgebouwen. Dat sprak niet vanzelf, na de bloedige aanslag in Alexandrië en de bekendmaking dat de Nederlandse koptische kerken op de lijst van al-Qaeda staan. Het meest bijzondere in de gebeurtenissen is, dat landelijke moslimorganisaties bij monde van hun woordvoerders hebben aangeboden mee te helpen de gebouwen tijdens het Kerstfeest te beveiligen.
Dit is een mooie ontwikkeling. Deze kant moet het op. Als we willen werken aan onderling vertrouwen tussen moslims, christenen en andere Nederlanders, zullen dit soort solidariteitsacties nodig blijven. Het is een behoorlijk grote stap. Moslims nemen afstand van al-Qaeda, dat zegt namens de gehele moslimwereld te spreken, en ze komen op voor mensen die de islam niet als ware godsdienst erkennen. Het is een mentale stap en een moedige stap.
Mentaal vraagt het van de moslims dat ze bereid en in staat zijn tot het leveren van kritiek naar binnen, naar de moslimwereld. Dat is niet aan alle moslims gegeven. Het hemd is nader dan de rok. Deze houding wordt bemoeilijkt door het feit dat moslims een minderheid vormen en zelf vaak het gevoel hebben te worden achtergesteld en als achterlijk te worden beschouwd. Ook de zedeloosheid in de westerse samenleving geeft aan traditionele moslims gemakkelijk het idee van ‘wij tegen de rest’. Om dan aan die samenleving openlijk de innerlijke verdeeldheid toe te geven en daarmee eigen zwakheid te tonen, spreekt niet vanzelf. Daar past waardering voor.
Moedig is de stap, omdat teroristische moslimorganisaties ook erop uit zijn ook de moslimwereld in een angstgreep te houden. Dat officiële islamitische organisaties zich niet laten intimideren en publiekelijk afstand nemen, is een uiting van lef. Ze zijn een voorbeeld voor al hun geloofsbroeders en -zusters.
Nu realiseer ik me wel dat deze solidariteit speciaal gericht is op een traditionele kerkgemeenschap. Traditionele kerken hebben in het Midden-Oosten altijd een beschermde status gehad. Dit zegt nog niet veel over de houding van de moslimgemeenschap tegenover jongere kerken, die vaak ook bekeerde moslims in hun gelederen hebben. De onverdraagzaamheid tegenover bekeringen uit de islam tot het christelijk geloof is nog steeds groot. En de manier waarop die onverdraagzaamheid door sommigen in dreigementen en wraakacties wordt vertaald, is beklemmend. Veel bekeerde alielzoekers in Nederland kunnen erover meepraten. In de vrije westerse maatschappij zou dat niet mogen gebeuren.
Eén kanttekening daarbij wel. Hoelang heeft de christenheid erover gedaan om anders gelovigen in hun midden of elders te accepteren? Ik denk aan jodenvervolgingen, kruistochten, inquisitie, brandstapels. In het Oude Testament werd de overgang naar een heidense godsdienst bestraft met de dood. De ene ware God is het waard te worden gediend. Ontrouw aan Hem werd door Hem bezocht tot in de derde en de vierde generatie van hen die Hem haatten.
Is dit achterhaald? Ons gevoel zegt van wel. Maar waar komt dat gevoel vandaan? Uit het Nieuwe Testament? Maar in de multireligieuze samenleving waarin het evangelie zijn eerste verspreiding kreeg, was er geen andere optie dan de heidense meerderheid te accepteren. Wij zijn natuurlijk gevormd door de Verlichting, waarin de protesten tegen de oorlogen en vervolgingen om het geloof steeds luider werden. Ik zeg dit niet om daarmee het belang van godsdienstvrijheid te bestrijden, maar wel om enig begrip en geduld te vragen voor de onverdraagzame houding van moslims bij overgangen van soortgenoten naar een ander geloof. Dat neemt niet weg dat ook hier aan acceptatie moet worden gewerkt. De onderlinge solidariteit tegen het terrorisme is een hoopvol begin.