Afgelopen week was op zaterdagavond de laatste theatervoorstelling van Herman Finkers op televisie. Hij opent de voorstelling door buiten beeld de Twentse vertaling van Psalm 131 te zeggen, met op het scherm de tekst. Ik heb het begin van het programma gezien, waaronder deze opening, en die ging me door merg en been. Ik druk de tekst af. Neem er even de tijd voor die te begrijpen en op u te laten inwerken.
Mien herte is nich greuts,
ik kiek nich astraant oet de ogen;
ik hoal miej nich gängs met grote zaken,
met wat miej boaven ’t benul geet.
Nee, ik heb miejzölf tot röstbracht,
ik bin stiller wörden,
zo as nen kleanen biej de moder lig,
as zonnen kleanen, zo bin ik.
Waarom maakte dit op mij zoveel indruk, en, als ik afga op de berichten op internet, niet alleen op mij? Het eerste is, dat ik verrast ben dat een komiek van nationale allure het lef heeft om met een psalmtekst te beginnen. Door dit verrassingseffect is de impact des te groter. Het tweede is, dat dit het eerste optreden van Finkers is na de diagnose van chronische lymfatische leukemie, en de medische behandeling daarvan. ‘Nee, je kunt er niet van genezen, je gaat er dood aan, alleen het is een milde vorm.’ ‘O, dus ik haal mijn AOW wel?’ ‘Daar moet je niet op rekenen. Je hebt nog tien tot vijftien jaar te leven.’ Zoiets laat je niet langs je afglijden. Dat komt binnen. En dat doet iets met je. Bij Finkers heeft het geleid tot de herkenning in Psalm 131. Dan schieten de tranen je in de ogen.
Natuurlijk hoort het bij zijn stijl om er dan onmiddellijk een kolderieke draai aan te geven. Na een afsluitend ‘Amen’: ‘Mag ik van tafel? Ja? Ik kan weer gaan spelen? Mooi!’ De onmiddellijke relativering. Het reciteren van de psalm wordt verkleind tot de dagelijkse lezing uit de Bijbel aan tafel na de maaltijd. Waarschijnlijk is dat juist de kracht. Niet te zwaar aanzetten. De ernst doseren. Maar juist doordat het zo een plaats krijgt in het gewone leven, dringt het extra door.
‘Na de pauze’ heet de voorstelling, een dubbelzinnige titel. Ze is een toespeling op het feit dat Finkers de zeven daaraan voorafgaande jaren niet op de podia heeft gestaan. Ook dat houdt natuurlijk verband met de ziekte die aan het licht kwam. Het maakt duidelijk wat een pauze samen met een levenscrisis teweeg kan brengen. Was het eerst pure kletskolder doorspekt van taalgrappen waarmee hij de lachers bediende, nu is er een serieuze ondertoon gekomen. Daarmee is het veel interessanter geworden. Finkers heeft tegenwoordig iets te zeggen.
Het kan gebeuren dat je leven tot stilstand komt. Je staat aan de zijlijn. Een pauze breekt aan. Dat kan gepaard gaan met een crisis waar je doorheen moet. Niets spreekt meer vanzelf. Zekerheden die eerst binnen handbereik lagen worden weggenomen. Hoe moet je verder? Waar ben je aan toe? Je voelt vrees voor het onbekende. Herkent u het? Misschien herken je het niet bij jezelf, maar kun je de naam van iemand anders invullen. Wat ben je gezegend als je uitkomt bij Psalm 131. Dan volgt er ook een ‘Na de pauze’.
We leven in de veertigdagentijd. Het lijden van Jezus , de Zoon van God, komt op ons af. Hoe zou Hij het hebben kunnen doorstaan? De geestelijke houding die in Psalm 131 doorklinkt, moet ook voor Hem maatgevend zijn geweest.
Heer, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.
Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.
Het werd helemaal stil na zijn dood. Maar we leven nu ‘Na de pauze’.