Het was onze bedoeling op onze kampeervakantie in Frankrijk Noyon aan te doen. Daar zouden we het geboortehuis van Johannes Calvijn bezoeken, dat nu is omgevormd tot een museum. In plaats daarvan is het Lourdes geworden. De vooruitzichten op regen weerhielden ons ervan ons in het noorden op te houden. We kozen ervoor naar het zuiden af te zakken, waar we weliswaar niet alle regen konden vermijden, maar waar de temperatuur toch aangenaam was.
Lourdes heeft net als voor ons Noyon een bijzonder karakter. Het is een bedevaartsoord voor rooms-katholieke pelgrims uit de hele wereld. Het verhaal gaat dat Maria daar in een grot achttien keer aan het veertienjarige meisje Bernadette is verschenen, dat van haar de oproep kreeg voor de bekering van zondaars te bidden en daar een kapel te laten bouwen. Het water uit de grot heeft in combinatie met het gebed aan velen genezing geschonken. Van wat dit voor het huidige Lourdes betekent wilden wij wel eens getuige zijn.
Wat hebben gelovigen die zich met Calvijn verbonden weten te zoeken in Lourdes? Het was vooral de devotie, de verwachting, de overgave en de vrede die ik daar zocht. Daarmee zou ik me verbonden kunnen voelen, zij het dat de weg erheen in mijn geloofspraktijk een wat andere is. Die wijding heb ik er ook gevonden en het heeft me iets gedaan. Er zijn prachtige kerken te bezichtigen, boven op elkaar gebouwd, en er is in de vorige eeuw een ondergrondse basiliek gebouwd die duizenden mensen kan bevatten. Er gebeurt van alles. Lange rijen mensen, al dan niet gehandicapt, wachten op het moment dat zij de grot in kunnen en iets van het water kunnen proeven. Er worden op allerlei plekken diensten gehouden in vele talen. Men vindt er een concentratie op de werkelijkheid van God, die weldadig aandoet tegen de achtergrond van onze samenleving waarin God wordt doodgezwegen.
Toch heeft wat ik aantrof me ook bevreemd; soms stond het me zelfs tegen. Als ik mensen op het grote plein in diepe eerbied voor een Mariabeeld zie knielen, beginnen mijn gemengde gevoelens. Dat mensen in andere geloofstradities dan de mijne andere accenten zetten kan ik aanvaarden. Dat een Mariabeeld de nabijheid van Gods barmhartigheid symboliseert, spreekt me ook wel aan. Maar dat de gebedshouding volledig is gericht op zo’n stenen beeld, geeft me moeite.
Het grootste probleem ervoer ik bij een gebedssamenkomst voor zieken in de ondergrondse basiliek. Die was aan een van beide zijden van het altaar dat in het midden staat gevuld, dus ongeveer voor de helft. Wat gebeurde daar? De hostie, het gewijde brood, werd in de monstrans eerst op het altaar neergezet. Zo’n monstrans is een kastje waarin de hostie tentoongesteld wordt, hier voorzien van een grote gouden stralenboog. Drie priesters in vol ornaat knielden neer in een langdurige stilte. Daarna werd de hostie in de monstrans plechtig rondgedragen door drie priesters, gevolgd door drie misdienaren, van wie de middelste een grote goudkleurige parasol boven de monstrans hield. Soms hield de stoet stil bij een vak. Waar ze zich ophield, gingen de mensen op de knieen in een gebedshouding. Ondertussen zong het koor voortdurend: ‘Adoramus te’, ‘Benedicimus te’: Wij aanbidden u, wij zegenen u.
Wat gebeurde hier? De hostie werd rondgedragen en aanbeden. Heeft de Heidelbergse Catechismus dan toch gelijk, dat in de Rooms-Katholieke kerk de praktijk van de aanbidding van de hostie niet anders is dan een vervloekte afgoderij?
Nog niet zolang geleden heb ik in Kontekstueel verdedigd dat het oordeel van de catechismus te streng is. Men gelooft in de RK kerk dat het brood wezenlijk is veranderd in het lichaam van Christus. Daarmee hoef ik niet in te stemmen om toch te kunnen onderkennen dat het in de aanbidding van de hostie gaat om de aanbidding van Christus zelf en om niemand of niets anders. De roomse beleving is dat in de hostie Christus nabij wordt gebracht. Wie gelooft dat Christus zo nabijkomt, zal in aanbidding Christus eren in het brood.
Inmiddels vraag ik me af of de catechismus niet toch meer gelijk heeft dan hij van mij gekregen heeft. In die basiliek richtte alle aandacht zich op de hostie en het ritueel dat daaromheen vorm kreeg. Ieder besef dat wij het heilige en de Heilige niet kunnen beetpakken en manipuleren, was hier afwezig. Dat besef kwam in ieder geval niet tot uitdrukking. De concentratie op de hostie in die schitterende monstrans en de bewegingen van de priestergroep te midden van de aanwezigen beheersten de aandacht. Alsof de troost ligt in het op rakelings voorbijkomen van de hostie.
Is hierdoor mijn mening over het oordeel van de catechismus over de roomse mis herzien? Dat gaat me net iets te snel. Maar ik moet wel erkennen dat in Lourdes geen enkele aanleiding wordt gegeven om de conclusie van de Heidelbergse Catechismus te heroverwegen.