Wie de meerwaarde van een officiële huwelijkssluiting verdedigt ten opzichte van ongehuwd samenwonen, kan bij voorbaat op mijn sympathie rekenen. Het is dan echter wel zaak dat men geldige argumenten gebruikt. Anders kan de discussie wel eens een wending nemen ten gunste van de positie die men bestrijdt.
Dit euvel is aan de orde in een rubriek voor jongeren in Terdege van 28 mei 2008, die ik onlangs onder ogen kreeg. Uit de Bijbel worden allerlei overwegingen aangevoerd voor de echtverbintenis in het gemeentehuis, die bijna stuk voor stuk ten nadele van het bepleite standpunt werken.
Eerst wijst de schrijver op Ruth 4, waar Boaz naar de poort van Betlehem gaat om een stuk land van Elimelech, de overleden man van Naomi, te lossen. Degene die het land lost, krijgt ook Ruth, de weduwe van een van Elimelechs zonen, tot vrouw. De oudsten in de poort zijn er getuige van, dat Boaz als losser van de familie en als latere echtgenoot van Ruth wordt aangewezen.
De schrijver leidt eruit af, dat Boaz en Ruth samen naar de poort gaan en dat daar de huwelijksceremonie plaatsvindt. De poort is bij wijze van spreken het stadhuis van Betlehem. Dat laatste is waar, maar we lezen nergens dat Boaz met Ruth naar de poort gaat om daar het huwelijk te sluiten. Nergens in de Bijbel worden de huwelijken in of bij de poort gesloten.
Iemand die nog overtuigd moet worden van het belang van een officieel huwelijk, kan tegenwerpen: de huwelijken werden helemaal niet bij de poort gesloten; dan hoef ik ook niet naar het gemeentehuis, het hedendaagse equivalent van de toenmalige poort.
Vervolgens wordt het huwelijk een verbond genoemd. Dat is terecht. Hij vervolgt: ‘Bij een verbondssluiting is altijd een derde betrokken, als getuigen.’ Toen ik dat las, werd ik nieuwsgierig. Ik heb namelijk nergens in de Bijbel gelezen van een verbond dat onder een of meer getuigen gesloten is. Hoe verantwoordt de schrijver zijn stelling? Hij verwijst naar het verbond van David en Jonatan. In 1 Samuël 20: 42 wordt de Heer als getuige van hun verbond genoemd. Toen ik dat las, dacht ik: ja, op deze manier is God getuigen van alle verbonden, beloften en in het bijzonder van alle eden, waar Hij expliciet als getuige wordt aangeroepen. Maar dat pleit toch niet tegen samenwonen zonder officieel huwelijk? Als beide partners elkaar voor het leven trouw beloven, zonder menselijke getuigen, is altijd God nog getuige! Ook hier keert het argument zich tegen de gebruiker: Om te bereiken dat God getuige is, hoef ik niet naar het gemeentehuis!
De schrijver roept de analogie van een zakelijk contract te hulp. Na reparatie van de wasmachine laat de reparateur de eigenaar van de machine een werkbon tekenen. ‘Moet er niet getekend worden?’, vraagt hij met het oog op het huwelijk. In de Bijbel lezen we nergens dat er bij een huwelijk iets getekend wordt.
Hij vervolgt: ‘een plechtige belofte kan nauwelijks als ‘bindend’ worden beschouwd als die niet wettelijk wordt vastgelegd. God wil dat het officieel gebeurt.’ Dat licht hij als volgt toe: ‘De ambtenaar van de burgerlijke stand vertegenwoordigt God. Wij erkennen immers de overheid als Gods dienares.’
Nu wordt in Romeinen 13 inderdaad de overheid Gods dienares genoemd, echter niet om huwelijken te voltrekken, maar om met het geweldsmonopolie onrecht te bestrijden. Om voor Gods aangezicht het huwelijk te sluiten, hebben we de overheid niet nodig.
En is het waar dat een belofte nauwelijks als bindend kan worden beschouwd, wanneer die niet wettelijk is vastgelegd? Het verbond tussen David en Jonatan wijst in een andere richting. Uit niets blijkt dat zij hun verbond wettelijk hebben vastgelegd. Toch is het bindend, niet alleen uit morele overwegingen, maar ook omdat God getuige was.
De schrijver stelt: ‘Ongehuwd samenwonen komt voort uit de drang om vrij te zijn.’ In veel gevallen zal dat inderdaad opgaan. Men mag echter niet alle gevallen over één kam scheren. Dan ga je pastoraal helemaal in de fout.
Het is de moeite waard om het officiële huwelijk te verdedigen, maar dan moet dat wel met goede argumenten gebeuren. Anders kun je er beter het zwijgen toe doen.