In het ND van 25 april formuleert Philip Troost, pastoraal therapeut bij Spectrum in Hattem, zijn kritiek op het meest gangbare handboek voor het herkennen en benoemen van psychiatrische stoornissen, de DSM-IV die binnenkort vervangen wordt door editie V. Hoewel hij op bepaalde punten gelijk heeft, schiet hij door in zijn kritiek.
Het is waar, de zwakte van het DSM-systeem is dat het een classificatiesysteem is. Dat wil zeggen: symptomen worden bij elkaar opgeteld, en wanneer ze aanwezig zijn in een minimaal aantal en met een minimale duur en intensiteit, wordt er de naam van een stoornis op geplakt. De patiënt wordt met zijn kwaal in een hokje geplaatst. De klachten worden niet met elkaar in verband gebracht en met de unieke geschiedenis van de patiënt die tot deze klachten leidde wordt nauwelijks rekening gehouden. De suggestie wordt gewekt dat er een standaard stoornis aan de orde is, waarvoor standaard medicijnen en verdere behandelingen voor beschikbaar zijn. Troost geeft zelf al aan dat er ook veel genuanceerder mee wordt omgegaan, maar over het geheel genomen is de schematische benadering als gevolg van de populariteit van DSM dominant geworden.
Tot hiertoe kan ik met hem instemmen. Problemen krijg ik zodra hij toekomt aan zijn alternatief. Hij schrijft: ‘Gods concept van genezing van het psychosociale leven zit niet in een sfeer van het behandelen van patiënten die een stoornis hebben, maar in een sfeer van elkaar terugroepen naar de gezonde levenswetten.’ Gebrokenheid en gebrekkigheid zijn normaal in de gevallen schepping. Daar moet je niet het stempel ‘stoornis’ op plakken. Hij erkent wel dat er een categorie psychiatrische stoornissen is die echt als een ziekte beschouwd moet worden en waar medicijnen een uitkomst bieden, maar in alle andere gevallen is christelijk pastoraat met extra inzicht in psychische processen de aangewezen weg. Het diepste probleem is dat wij Gods levenswetten hebben overtreden.
Dit lijkt erg op de benadering van Jay Adams die in de jaren ’70 van de vorige eeuw ook een tijdlang in Nederland opgang heeft gemaakt. In Amerika wordt ze nu nog steeds beoefend door de Biblical Counseling beweging, en in Nederland ook, zo leid ik uit de auteur en zijn artikel af, door Spectrum.
Adams zei: de officiële psychologie en de psychotherapie vormen een surrogaat voor wat we werkelijk nodig hebben: een eerlijke confrontatie met het Woord van God en een voeding met de liefde van God. Alle psychosociale problemen, van depressieve klachten tot angsten, verwerkingsproblemen, relatieproblemen, en traumatische klachten, hebben te maken met zonde: onmacht en onwil de weg te gaan die God weg, de weg van vertrouwen, schuldbelijdenis en vergeving, de minste willen zijn, en bereidheid tot lijden. De psychotherapeutische benadering ziet de persoon met problemen als patiënt, als slachtoffer, de bijbels-pastorale benadering ziet hem of haar als zondaar.
Het is niet allemaal onzin wat Adams zegt. Het probleem zit in de eenzijdigheid. Als mensen zich geïntimideerd voelen, niet een eigen mening durven te vormen, te uiten en te volgen, niet met teleurstellingen kunnen omgaan, een negatief zelfbeeld hebben, onweerstaanbare vreetbuien hebben, is er meer aan de hand dan onderworpenheid aan de macht van de zonde. Ik doe er niets aan af dát de macht van de zonde daarin een rol speelt, mits daar op een zorgvuldige en genuanceerde manier over gesproken wordt, maar ik stel dat het nodig is ook op een ander niveau naar de klachten te kijken, die van het psychische functioneren.
We leven in een maatschappij waarin het individu zich moet staande weten te houden te midden van vele andere individuen en krachten die aan het werk zijn. De individualisering is een vrucht van de dynamiek van de moderne tijd die na de Middeleeuwen het Westen in toenemende mate heeft beheerst. De bescherming van de voorgegeven gemeenschap is veelal weggevallen. Mensen worden op zichzelf teruggeworpen. Zij moeten zichzelf van een gemeenschap voorzien. Zelfs de kerk als voorgegeven gemeenschap is goeddeels verdwenen. Ze is goeddeels een keuzekerk geworden. In die context moeten mensen zich leren handhaven. Daar hebben ze vaak psychosociale problemen bij. De klinische psychologie en psychotherapie zijn ervoor ontwikkeld mensen daarbij te helpen. Zij staan individuen bij hun egosterkte te ontwikkelen en vaardig te worden in het ontwikkelen en onderhouden van hun relaties. Zij zijn dus zelf ook exponenten van de moderne tijd.
Dit zijn vereisten en vaardigheden die zo in de Bijbelse tijden niet aan de orde waren. Bijbels pastoraat schiet hier daarom in veel gevallen tekort. Als je dan toch eenzijdig vanuit pastorale hoek kijkt naar de geestelijke oorzaken van het disfunctioneren, zouden mensen wel eens met ongewenste en onterechte schuldgevoelens kunnen worden opgezadeld, in het geval dat zij voor langere periode niet opgewassen zijn tegen de eisen van de tijd.
Daarom pleit ik er uit barmhartigheid voor naast de noodzakelijke psychiatrie die medicijnen voorschrijft en de psychopastorale zorg psychotherapeutische zorg te blijven verlenen om mensen te helpen psychisch sterker te worden, opdat zij hun weg in de huidige samenleving kunnen vinden. En het handboek voor psychiatrische stoornissen kan daar een dienende rol bij spelen.