De Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) van Barneveld-Voorthuizen gaat via de regionale vergadering aan de landelijke synode vragen de passage uit de Heidelbergse Catechismus te herzien waarin de rooms-katholieke eucharistie, ofwel de paapse mis, een vervloekte afgoderij wordt genoemd. Uit het bericht hierover in het ND van gisteren destilleer ik twee argumenten: inhoudelijk klopt de analyse van de catechismus niet, en dit is niet de toon waarop je als kerken met elkaar omgaat.
Het eerste argument is niet helemaal juist, het tweede daarentegen gaat mijns inziens helemaal op. Het eerste is niet helemaal juist, althans, als ik het krantenartikel volg, omdat de kwalificatie ‘vervloekte afgoderij’ ten onrechte wordt verbonden met de typering van de mis als herhaling van het offer van Christus. Aan deze typering verbindt de catechismus het oordeel, dat dit een verloochening is van het van het enige offer van Christus. Het oordeel dat het om een vervloekte afgoderij gaat, is echter verbonden aan een andere constatering: namelijk dat Christus in de gestalte van brood en wijn aanwezig is en daarin ook aanbeden moet worden.
Wordt Christus door de rooms-katholieken in brood en wijn aanbeden? Jazeker. Bedrijven ze zodoende afgoderij met brood en wijn? Daar zal het in het volksgeloof vaak wel op neerkomen. Als we echter benadrukken dat Christus daarin aanbeden wordt, is dat een te sterke veroordeling. Ik neem aan dat het roomse leergezag inderdaad het laatste bedoelt.
Moeten we daarom de catechismus op dit punt maar herzien? De PKN-hoogleraar W. Verboom denkt dat dit voor zijn kerkgemeenschap niet geldt, omdat in de PKN de dienaren een lossere binding hebben met de belijdenistekst. Zij belijden hun geloof ‘in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht’. Naar zijn oordeel is er binnen de kleinere gereformeerde kerken wel reden toe, omdat daar de ambtsdragers gebonden zijn aan de letter van de belijdenistekst gebonden zijn.
Daar ben ik het niet mee eens. Zelf heb ik die striktere binding ondertekend, en toch acht ik me niet gebonden aan de uitspraken van de catechismus over de roomse mis. In het ondertekeningsformulier staat namelijk dat ik van harte geloof en gevoel, dat al de artikelen en stukken van de leer, in de drie formulieren van eenheid (waaronder de catechismus) begrepen, in alles met Gods Woord overeenkomen. Welnu, een analyse van opvattingen en praktijken in een andere kerk is geen artikel of stuk van de leer, het is een beoordeling van een dwaalleer. De dwaalleer die in de analyse beschreven wordt, wijs ik met de catechismus af, maar daarmee is niet gezegd dat dit een adequate weergave is van de roomse opvatting.
Moeten we dan alles maar ongewijzigd laten staan? Ik denk het niet. De reden is, dat de analyse wellicht geen recht doet aan wat de Roomse Kerk bedoelt, en dat de scherpe toon onvoldoende getuigt van respect. Deze motieven gelden mijns inziens voor de PKN net zo goed als voor de kleinere gereformeerde kerkgemeenschappen. We zouden minstens expliciet kunnen verklaren dat we van de betreffende passage afstand nemen.