Door aanraking van iemand de pijn en/of de spanning kunnen overnemen. Die pijn kunnen concentreren in een puntje in je hoofd, of die overgenomen pijn kunnen afslaan. Gebeurtenissen kunnen voorzien. Telepathie tussen eeneiïge tweelingen die ver van elkaar verwijderd zijn. Beschikken over magnetische krachten die genezend kunnen werken.
Deze voorbeelden werden genoemd in de weekendbijlage van het ND van 6 november 2010. Gewetensvolle christenen getuigen ervan dat ze over een of meer van deze gaven beschikken. Hoe moeten we daarover oordelen? Zijn dit invloeden van de macht der duisternis? Is het occult omdat de werking voor ons verborgen is? ‘Occult’ is per slot van rekening een woord uit het Latijn dat ‘verborgen’ betekent. Mogen chirstenen die erover beschikken van deze gaven gebruik maken? Mogen anderen die hulp zoeken ervan gebruik maken?
Over het algemeen is het wat kortzichtig alles wat wij niet kunnen verklaren tot het occulte te rekenen. Immers, ons verstand is nu eenmaal beperkt. Door de enorme ontwikkeling van de wetenschap sinds de 17e eeuw zijn wij eraan gewend geraakt veel natuurverschijnselen te verklaren door natuurlijke oorzaken ervoor te kunnen aanwijzen. Maar dat zou betekenen dat in de loop van die eeuwen steeds minder dingen occult zouden zijn, omdat ze inmiddels verklaard kunnen worden. Dat is natuurlijk onzin. De aard van de verschijnselen is er niet door veranderd. Denk aan elektrostatische ontladingen. Die konden vroeger niet verklaard worden, maar daarmee waren de schokjes die ze teweegbrachten niet occult.
Hoe moeten we er dan over oordelen? Ds. Willem Smouter heeft daarover in zijn boek Herstelwerk nagedacht en hij zegt: veel van die verschijnselen zijn krachten die God in de schepping heeft gegeven. Door de zondeval zijn we veel daarvan kwijtgeraakt en voor een ander deel is de satan ermee aan de haal gegaan. Dat betekent dat we die verschijnselen en gaven in de dienst van God vrijmoedig mogen gebruiken, maar dat we tegelijk verdacht moeten zijn op misbruik door de boze macht.
Daar zit veel in. Als gaven in de naam van Christus worden gebruikt tot eer van God en om mensen daarmee te helpen, dan kunnen we onder dankzegging er gebruik van maken. Vergelijk 1 Timoteüs 4:4: ‘Alles wat God geschapen heeft is goed. Niets hoeft te worden verworpen als het onder dank wordt aangenomen.’
Daarbij zijn uiteraard een aantal randvoorwaarden van belang. Ik noem er enkele. Stel je vertrouwen niet op de persoon met de bijzondere gave, maar op Christus. Bid God om zijn zegen en dank Hem voor zijn hulp. Maak niemand verwijten en twijfel ook niet aan je geloof als het niet ‘werkt’. God is je niets verplicht. Tegelijk moet je je realiseren dat niet alles goed is. Waarzeggerij en het oproepen van geesten worden in de Bijbel veroordeeld. Daar moeten we ons dus niet mee inlaten.
Maar wanneer een gelovige helder ziet en hij of zij voor Gods aangezicht overtuigd is van het belang van deze informatie, dan mag deze persoon wel een profetie uitspreken en is het goed het waarheidsgehalte daarvan serieus te nemen. Kijk maar naar de profeet Agabus in het boek Handelingen. Eén voorbehoud is hier nog wel op z’n plaats. Smouter wijst er terecht op dat Paulus in 1 Korintiërs 13 zegt dat ons kennen tekortschiet en ons profeteren beperkt is. Wij kijken nog in een wazige spiegel. Een actuele profetie kan daarom nooit het laatste woord hebben, maar moet altijd worden getoetst aan Gods Woord.