Paus Franciscus en het geweten

Hoe belangrijk is ons eigen geweten? Die vraag kwam bij mij boven na het lezen van een aantal commentaren op de brief van paus Franciscus over liefde, huwelijk, gezin en seksualiteit, getiteld Vreugde van de liefde. Steeds wordt de uitspraak aangehaald: ‘Wij zijn geroepen om gewetens te vormen, niet om ze door iets anders te vervangen.’ Met andere woorden: niet het kerkelijke onderricht maar het eigen geweten is het belangrijkste richtsnoer voor ons handelen. Intussen is het wel belangrijk dat dit geweten door het kerkelijk onderricht wordt gevormd. Maar toch: het geweten wordt niet overruled door de leer. Het is duidelijk dat dit ruimte geeft voor de eigen verantwoordelijkheid van de mens, ook bij morele keuzes waarin de Rooms-katholieke kerk altijd principieel stelling heeft genomen, zoals over echtscheiding, hertrouwen na echtscheiding en homorelaties. Daarbij blijft de leer van kracht, maar bij de toepassing is ruimte voor nuanceringen.

Ik heb eens verder gezocht in de Catechismus van de katholieke kerk over de plaats van het geweten. Ik kwam daarin bijzondere uitspraken tegen. Zo las ik: ‘Het geweten is de meest verborgen kern en het heiligdom van de mens, waarin hij alleen is met God, wiens stem in hem weerklinkt.’ En: ‘Wanneer de voorzichtige mens naar het morele geweten luistert, kan hij God horen spreken.’ De volgende wil ik u ook niet onthouden: ‘Het geweten is de eerste van alle plaatsbekleders van Christus.’ U leest het goed. De eerste van alle plaatsbekleders van Christus op aarde is niet de paus, en dus ook niet het kerkelijke leergezag, maar uw eigen geweten, volgens deze uitspraak.

Komt dit voort uit een al te optimistische kijk op de mens? De genoemde catechismus spreekt ook over de noodzaak dat het geweten wordt opgevoed. Want we worden bekoord door de zonde en hebben dan de neiging de voorkeur te geven aan ons eigen oordeel en het gezagvolle onderricht af te wijzen. Vrees, egoïsme, hoogmoed, valse schuldgevoelens en zelfvoldaanheid moeten worden bestreden en voorkomen. We hebben Gods Woord nodig en ons dit eigen maken in geloof en gebed, en ons geweten onderzoeken. Ook de steun van de heilige Geest wordt ons geboden en de hulp van anderen die in hun getuigenis of raadgeving het onderricht van de kerk als uitgangspunt hebben. Er wordt gewaarschuwd voor het beroep op een verkeerd begrepen autonomie van het geweten. Let wel, de autonomie van het geweten wordt niet ontkend, maar ze kan wel worden misbruikt. Dat gebeurt wanneer ze in stelling wordt gebracht tegen de gezagvolle aanwijzingen van de kerk. De kerk wordt immers geacht in haar onderwijs Gods bedoeling te vertolken. Geen oppervlakkig optimistisch mensbeeld, zou ik zeggen. De mens kan in zijn geweten dwalen en doet dat maar al te vaak. Toch neemt dat de belangrijke plaats van het geweten niet weg.

Wat kunnen we hieruit leren? In de eerste plaats dat we als protestanten voorzichtig moeten zijn met ons van oudsher negatieve oordeel over de RKK. OP de voorgrond stond dat die kerk zichzelf als noodzakelijke tussenschakel beschouwde tussen de God en de gelovigen om die deel te geven aan de genade. Nu blijkt die kerk een onmiddellijke relatie te leren tussen God en mens in het menselijke geweten. Maar daar gaat het me nu niet om. Zouden ook protestanten in moeilijke ethische kwesties een soortgelijke plaats kunnen toekennen aan het geweten? Niet vanuit een al te gemakkelijk criterium dat in onze belevingscultuur populair is: als het maar goed voelt. Ook niet vanuit de simpele stelling dat eenieder recht heeft op geluk. Te vaak heb ik in het pastoraat meegemaakt dat bij een kerkelijke zegen over een tweede huwelijk een ex zich pijnlijk in de steek gelaten voelde. Alsof die de oorzaak van de ellende was geweest. Jezus erkent immers alleen na overspel een tweede huwelijk als legitiem. Wel zou het geweten een zwaarder accent kunnen krijgen in de eerlijke worsteling Gods wil in moeilijke situaties te verstaan en toe te passen. Uiteindelijk staan wij persoonlijk voor God. En de gelovige dient in liefde te onderscheiden waar het op aankomt (Filippenzen 1:9). Daarmee is het gesprek over moeilijke vragen ten aanzien van seksualiteit natuurlijk niet beslist, maar het kan wel in een meer ontspannen sfeer worden gevoerd.

Deze blog is op 25 april 2016 als column verschenen in het Nederlands Dagblad .

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *