Predikant uit ambt

De classis Alkmaar-Haarlem van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) heeft aan ds. Ton de Ruiter te Enkhuizen op diens verzoek ontheffing verleend uit het ambt van predikant. De reden voor het verzoek en voor de toekenning ervan is, dat De Ruiter als resultaat van zijn studieverlof tot de conclusie meende te moeten komen dat de reformatorische leer van de verzoening en de rechtvaardiging afwijkt van wat de Bijbel daarover zegt. Hij kan nu niet meer achter zijn handtekening onder de gereformeerde belijdenissen staan. Vandaar dat hij zijn verzoek om te mogen terugtreden uit het ambt als onvermijdelijke consequentie ziet.

Dit hakt er diep in voor alle betrokkenen, maar vooral voor de betreffende broeder. Met de waarheid valt niet te sjoemelen, daar zijn alle betrokkenen het over eens. Dit weegt zo zwaar dat zo’n diepingrijpende verandering in de persoonlijke levenssfeer niet wordt geschuwd. We kunnen respect hebben voor de aanvaarding van deze consequentie, zoals de gewezen predikant respect heeft getoond voor de diep gewortelde opvattingen binnen de kerkelijke gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt.

Met alle compassie en respect vraag ik me echter af of de predikant en de classis in deze zaak juist hebben gehandeld. Uitgangspunt voor mijn beoordeling is, dat de betrokkene een geroepen dienaar was. Mag hij om de genoemde reden via een verzoek aan de classis zijn roeping aan God teruggeven? En mag de classis op dit verzoek positief reageren?

De ex-predikant beroept zich op zijn ondertekening van de kerkelijke belijdenissen. Maar wat heeft hij dan ondertekend? De ondertekende tekst bevat de volgende passage, in de formulering die in zijn kerkverband gangbaar is:
Voor het geval wij ooit een bedenking tegen deze leer of een afwijkende mening zouden krijgen, beloven wij dat wij die niet openlijk noch anderszins zullen uiteenzetten, leren of verdedigen, hetzij mondeling of schriftelijk, maar dat wij ons gevoelen in de kerkelijke weg aan de kerkelijke vergaderingen voor onderzoek zullen voorleggen.
Wij beloven dat wij daarbij bereid zullen zijn altijd gewillig aan het oordeel van deze kerkelijke vergaderingen te onderwerpen. Indien wij in strijd hiermee handelen, zullen wij als gevolg daarvan terstond geschorst worden.

Hier staat niet dat een dienaar van het Woord op grond van een afwijkende mening tegen de leer zijn ambtelijke dienst ter beschikking mag stellen, maar dat hij de ambtelijke verantwoordelijkheid heeft zijn afwijkende mening bijbels onderbouwd aan de kerkelijke vergaderingen ter beoordeling voor te leggen. Immers, indien de kerken dwalen, is hij geroepen hen van die dwaling terug te roepen. Maar indien hij zelf dwaalt, is hij geroepen zichzelf terug te laten roepen.
De classis had daarom zijn verzoek niet mogen inwilligen en hem moeten wijzen op de consequentie van zijn handtekening.

En als de kerkelijke vergaderingen na onderzoek de afwijkende mening nu veroordelen en de predikant in kwestie door de argumentatie niet is overtuigd? Als hij in zijn geweten zuiver voor God staat, verloochent hij niet zijn mening, althans dat zou ik hem niet aanraden en daartoe kan niemand hem dwingen. Wel aanvaardt hij de schorsing die van zijn weigering zich te conformeren het gevolg is. Zó hebben de kerken het geregeld. Dit is de moeilijkere weg, zowel voor de predikant als voor de kerken, maar in dienst van de waarheid is het de aangewezen weg.

Voor de kenners van het kerkrecht voeg ik nog een overweging toe. Ik vraag mij af of de herformulering van het ondertekeningsformulier zoals die in 1978 door de synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) is vastgesteld, wel zo geslaagd is. Het gaat om de volgende zin:
Wij beloven dat wij daarbij bereid zullen zijn altijd gewillig aan het oordeel van deze kerkelijke vergaderingen te onderwerpen. Indien wij in strijd hiermee handelen, zullen wij als gevolg daarvan terstond geschorst worden.
Als we deze formulering letterlijk nemen, kan een predikant met een afwijkende mening die zich niet door de kerkelijke vergaderingen heeft laten overtuigen dat hij fout zit, geen kant op. Aan de ene kant heeft hij beloofd zich aan het oordeel van de kerkelijke vergaderingen te onderwerpen. Maar aan de andere kant kan hij niet dingen aannemen en verkondigen die tegen zijn overtuiging ingaan.
Daarom geef ik de voorkeur aan de oudere formulering, die o.a. in de Christelijke Gereformeerde Kerken nog steeds gangbaar is:
in welk geval wij bereid zijn ons te allen tijde aan het oordeel van de kerkenraad, classis of synode gewillig te onderwerpen, op straffe van schorsing uit de dienst.
Uitgangspunt is, dat de dienaar niet eigenwijs aan zijn eigen gelijk vasthoudt, maar de inzichten van vele andere broeders uitnemender acht dan die van zichzelf. Er kan zich echter een situatie voordoen dat hem dit omwille van het geweten niet lukt. Dan kan hij niet anders dan zich gehoorzaam onderwerpen aan het Woord zoals hij dat verstaat, en aanvaardt hij in geestelijke integriteit de daaraan verbonden straf, zelfs al zou dat tot het martelaarschap leiden.
De oude formulering ‘op straffe van’ geeft enige morele ruimte aan deze dissidentie, al wordt de ruimte in praktische zin onmiddellijk weer ongedaan gemaakt. Anders gezegd: ik ben moreel niet laakbaar als ik om des gewetens wil mijn afwijkende gevoelen kenbaar maak, mits ik de consequentie daarvan aanvaard. Met mijn handtekening beloof ik, dat indien het uiterste geval zich onverhoopt zou voordoen, ik de sanctie ook inderdaad zal aanvaarden.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.