Met de bijdrage van prof.dr. Gerrit Glas in het ND van 5 april 2008 is de discussie over psychiatrie en bevrijdingspastoraat in de gereformeerde gezindte pas goed begonnen. Zijn belangrijkste bezwaar tegen het bevrijdingspastoraat is, dat daarmee de medische behandeling van psychiatrische stoornissen wordt gefrustreerd.
Bevrijdingspastoraat gaat ervan uit dat geestelijke problemen die het functioneren als christen belemmeren terug kunnen gaan op gebondenheid aan demonische machten. Het is erop gericht dat mensen door middel van gesprek, gebed en het bestraffen van demonen bevrijd worden van demonische machten die hen knechten.
Volgens Glas kunnen patiënten daardoor juist bevestigd worden in hun psychiatrische kwaal. Hij noemt het voorbeeld van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Een belangrijk kenmerk van borderline is, dat de persoon die dat heeft geen ambivalenties kan verdragen, noch bij anderen en noch bij zichzelf. Anderen zijn of helemaal goed of helemaal fout. En het innerlijke conflict tussen goede en kwade neigingen wordt opgelost door splijting en projectie. Het kwade deel wordt losgemaakt van het zelf en geprojecteerd op een ander.
Door bevrijdingspastoraat worden negatieve gevoelens en neigingen niet geprojecteerd op een medemens, maar op een demon. Psychodynamisch gezien komt dit neer op een poging om een afgesplitst deel van jezelf blijvend te loochenen. Zo’n illusie houdt geen stand. Het zwart-witdenken wordt versterkt, met alle onzekerheden, schuldgevoelens onmacht en (zelf)haat van dien.
In reactie hierop komt drs. Willem Smouter (ND 11 April 2008; http://www.smouter.net/docs/bevrijdingspastoraat.htm) met twee overwegingen om het belang van bevrijdingspastoraat te benadrukken. De eerste is dat Glas inderdaad een punt heeft. Echter, hij heeft alleen gelijk in die gevallen waarin psychiatrische aandoening en demonische gebondenheid door elkaar worden gehaald. Het zijn twee verschillende dingen die verschillend moeten worden behandeld.
Zijn tweede overweging spoort hier niet helemaal mee, maar wijst wel in dezelfde richting. De reguliere hulpverlening door gereformeerde en reformatorische instellingen zijn vaak slecht herkenbaar, omdat God, geloof of gebed er niet aan te pas komen. Met andere woorden: een meer pastorale vorm van hulpverlening is geen overbodige luxe.
Zo worden er van beide kanten lelijke dingen gezegd over de andere vorm van hulp. Daarmee wordt de discussie wel aangewakkerd, maar slechts beperkt verder geholpen. De kernvraag luidt mijns inziens:
Kunnen psychiatrische stoornissen integraal worden beschouwd als manifestaties van demonische gebondenheid, of kan alleen van demonische gebondenheid gesproken worden wanneer verschijnselen niet in een psychiatrisch ziektebeeld passen?
Glas denkt dat de werking van het kwaad niet langs deze weg in kaart kan worden gebracht, Smouter kiest voor de tweede optie. Zelf denk ik aan de eerste optie. Ik heb daarvoor de volgende argumenten.
1. In de Bijbel worden diverse malen kwalen geduid als demonische bezetting die op ons de indruk maken van psychiatrische of andere medische stoornissen. Denk aan de bezetene in het land van de Gerasenen (schizofrenie) en de jongen die met schuim op de mond in het vuur valt (epilepsie). Zelfs lichamelijke kwalen worden in verband gebracht met boze geesten: iemand die niet kan praten heeft een stomme geest en een kromgegroeide vrouw heeft al achttien jaar een geest die haar ziek maakt.
2. Het gaat niet over verschillende soorten kwalen, maar over verschillende niveaus waarop de kwalen worden benaderd. Op het geestelijk-godsdienstige niveau wordt de destructieve werking van de satan en zijn dienaren erkend, op het medische niveau wordt naar medische en psychosociale oorzaken gezocht. Voor christenen komen beide benaderingen samen in de overtuiging dat de satan er juist op uit is mensen op hun zwakste punt te pakken. In psychiatrische lijden wordt zijn ontwrichtende werking op mensen het meest manifest.
3. Dit denken in verschillende niveaus biedt een enorme ruimte om verschijnselen te duiden en aan mensen recht te doen. Psychiatrische behandeling en bevrijdend pastoraat kunnen hand in hand gaan. Ze sluiten elkaar theoretisch niet uit en ze dwingen elkaar ook niet tot een boedelscheiding. In de praktijk zal het niet lukken grenslijnen te trekken tussen psychiatrische kwaal en demonie.
4. Deze benadering biedt ook de mogelijkheid om te nuanceren. Er zijn psychiatrische kwalen die met medicijnen afdoende kunnen worden bestreden. Hier zal bevrijdingspastoraat niet nodig zijn. Er zijn ook verschijnselen waar psychiaters geen raad mee weten en waar duidelijk iets anders aan de hand is. Hier kan het bevrijdingspastoraat de aangewezen weg zijn. In veel gevallen zal een combinatie van beide hulpsoorten aan te bevelen zijn.
Tot slot twee opmerkingen. De eerste is, dat uitwassen in het bevrijdingspastoraat moeten worden ontmaskerd en bestreden. Bijvoorbeeld de mythe van voorouderlijke zonden die de gebondene nu nog parten zouden spelen, moet zo snel mogelijk overboord. Voor die theorie biedt de Bijbel onvoldoende aanknopingspunten. De tweede opmerking is, dat ik een lans wil breken voor goed overleg tussen de psychiater of psychotherapeut en de (bevrijdings)pastor.