Ruim een maand geleden heb ik voor de christelijke studentenvereniging Am.St.E.Lo.D.A.M.E.N.S.E. in Amsterdam een referaat gehouden over de psychologie van de macht. Hier volgt een samenvatting.
Hoe komt het toch dat tegenwoordig meer hoofddoekjes het straatbeeld sieren dan vijftien jaar geleden? En waar ligt het aan dat de hoofdstroom van de huidige media met zijn antireligieuze opinievorming zoveel succes heeft? Het heeft te maken met macht. Ik trek enkele lijnen vanuit psychologische theorieën die inzichtelijk maken hoe de invloeden lopen.
Bij groepsvorming spelen allerlei motieven en mechanismen. Er is een psychologische onderzoekslijn die experimenteel heeft aangetoond dat mensen zich sterker identificeren met de groep waartoe ze behoren, als ze worden geconfronteerd met gedachten over de dood. Amerikaanse studenten aan wie gevraagd werd na te denken over hun eigen dood bleken sterkere pro-Amerikaanse uitspraken te doen dan studenten die over iets anders moesten nadenken. Wat gebeurt hier? Gedachten aan hun dood maakt hen onzeker. Dat bedreigt hun gevoel van eigenwaarde. Zij zoeken versterking van hun zelfbeeld door goedkeuring van anderen te verwerven. Die verkrijgen ze door de gedeelde groepsmeningen sterker aan te hangen. De eigen groep wordt versterkt, de afstand tot de mensen buiten de groep vergroot, er ontstaat polarisatie. Het hoeft geen betoog dat hier gemakkelijk met manipulatie macht kan worden geoefend, door in te spelen op gevoelens van onlust en angst.
Maar er is meer waardoor het gevoel van eigenwaarde kan worden bedreigd. Behalve het bewustzijn dood te gaan is er ook de dreiging door de ander buiten mij, die ik niet onder controle heb en mij kan dwarszitten en minachten. Ik kan daar op twee manieren op reageren, ofwel door de ander te behagen om zo in het gevlei te komen, of door mijzelf sterker te maken en de ander te intimideren. En een derde vorm van verminderde eigenwaarde is een gebrek aan kansen en talenten om jezelf te ontwikkelen. In de vergelijking met anderen voel je je minderwaardig en anderen kunnen dat versterken door op je neer te kijken. Ook hier wil je proberen je zelfbeeld op te vijzelen, vaak door je sterk te maken in een groep.
Een interessant punt is vervolgens, hoe leiders van groepen omgaan met macht. Dat kan op een sociale manier maar ook op een autoritaire manier. Hoe dat gebeurt hangt voor een belangrijk deel samen met de hechtingspatronen die betreffende leiders hebben ontwikkeld in hun eigen levensloop. Vooral de vroegste ontwikkeling is hier van betekenis. Als kind kun je onveilig gehecht zijn aan je primaire verzorger, meestal de moeder. Dat kan door verwaarlozing of inconsistente verzorging, de ene keer in genegenheid, de andere keer geïrriteerd. Daardoor wordt het kind onzeker en ontwikkelt het een angstig patroon. Dat kan vermijdend zijn, dan kruipt het in zijn schulp en wordt het geen leider, of ambivalent, dan is er zowel angstige afweer als de manipulatieve poging sympathie te winnen. In dat geval kan een leider opstaan die angstig de greep op de omringende wereld verstevigt en autoritair en manipulatief zijn positie versterkt. Daarentegen, als je veilig bent gehecht, ben je als leidersfiguur veel beter in staat je macht dienstbaar te maken aan het geheel.
Nu de toepassing. Voorafgaande aan de Hitlertijd was er in Duitsland ongenoegen, schaamte en diepe armoede als gevolg van de afloop van de eerste Wereldoorlog. Dit beschadigde gevoel van eigenwaarde werd door Hitler gemobiliseerd in groepsvorming, verzet tegen de vijand, enzovoort. Zelf was hij een miskende kunstenaar die zich gedrongen voelde zijn gekwetste gevoel van eigenwaarde te herstellen. Op een heel ander niveau compenseren hooligan supportersgroepen hun minderwaardigheidsgevoel in destructief groepsgedrag. Na 9/11 leidt de toegenomen kritiek op de moslimminderheid tot een reactie waarin de moslimgemeenschap haar gevoel van eigenwaarde en haar identiteit versterkt, bijvoorbeeld door de hoofddoekjes. De koers van de PVV werkt dus precies averechts. En neoliberale journalisten storen zich aan de bedreiging van hun autonome zelfbeeld door christenen die in de publieke sector door een afwijkende normatieve levensstijl hen onder kritiek zetten. Die bedreiging van de eigen autonome vrijheid wordt kennelijk breed herkend. Vandaar de weerklank.
Hoe moeten christenen hierop reageren? De vorming van gesloten groepen die hun eigen identiteit versterken met duidelijke opvattingen en gedragsregels waaraan je moet voldoen om erbij te horen is niet de goede weg. Dit creëert een nieuwe ‘wet’ en blokkeert de genade, die ruimte maakt en tegenstellingen overbrugt. Maar we hebben elkaar wel nodig in een afzonderlijke gemeenschap. De Geest leert ons een grotere tolerantie ten opzichte van minachting en kritiek. Ons zelfbeeld wordt minder bepaald door anderen en meer door de liefde die God ons in Christus geeft. Daaruit te leven is onze maatschappelijke roeping.