Gisteren werd mijn dag voor een groot deel in beslag genomen door een vergadering van de classis, dat is een regio van zusterkerken die elkaar twee maal per jaar via afgevaardigden ontmoeten om te vergaderen over kerkelijke zaken. In de pauze sprak ik een afgevaardigde ouderling die in het dagelijkse leven jurist is. Hij verbaasde zich erover dat op kerkelijke vergaderingen zo gehamerd wordt op het letterlijk nakomen van de kerkorde.
Zijn referentiekader was de omgang met regels in de civiele rechtspraak. Daar is het beroep op de letterlijke betekenis van een wetstekst niet de enige bepalende factor voor een rechterlijke uitspraak. Er wordt ook gekeken naar redelijkheid en billijkheid in elk specifiek geval. Een wettelijke bepaling kan nu eenmaal niet met alle bijzonderheden rekening houden, een bevredigende rechterlijke uitspraak doet dat wel. Het komt daarom voor dat de uitkomst afwijkt van wat strikt genomen in de wetstekst wordt gezegd, zonder dat dit als een schending van de wet wordt beschouwd. Het streven is, zo goed mogelijk naar de geest en de bedoeling van de wet te handelen.
Op de classisvergadering was de toepassing aan de regels aan de orde bij de vraag of een broeder die in de ene gemeente voor mocht gaan, ook al is hij geen predikant, dat na verhuizing naar een anderen gemeente binnen de classis in zijn nieuwe gemeente ook mocht doen.
Nu was aan de toestemming in de vorige gemeente een onderzoek door de classis voorafgegaan, zoals de kerkorde dat voorschrijft. Dit onderzoek heeft vier jaar geleden plaatsgevonden en heeft geleid tot de conclusie dat de betreffende broeder voor deze taak genoegzame gaven heeft ontvangen.
Een complicerend punt was, dat de nieuwe kerkenraad de broeder al toestemming had gegeven om in de eigen gemeente voor te gaan, vóórdat deze raad zijn verzoek aan de classis had voorgelegd.
Een groot deel van de bespreking op de classis was tekenend voor wat de bovengenoemde jurist signaleerde. Nam de kerkenraad van de nieuwe gemeente de classis wel serieus door eigenmachtig deze broeder de toestemming te geven om voor te gaan in eigen diensten en pas achteraf aan de classis te vragen dit te formaliseren? De verontwaardiging over deze handelwijze was voelbaar. En moest er niet opnieuw door de classis een onderzoek worden ingesteld naar zijn gaven? Er deed zich nu toch een nieuwe situatie voor waar de bepaling van de kerkorde ook nu weer op moest worden toegepast?
Als men naar analogie van de seculiere rechtspraktijk had gereageerd, had men als volgt kunnen redeneren. De nieuwe gemeente heeft niets anders gedaan dan in alle redelijkheid het reeds genomen besluit van de classis toegepast op de nieuwe situatie. Door zich tot de classis te wenden om dit formeel te laten goedkeuren geeft de kerkenraad van de nieuwe gemeente er blijk van de classis te respecteren. De classis neemt haar eigen besluit van vier jaar geleden serieus. Daaruit volgt dat zij haar toestemming aan de betreffende broeder in de nieuwe gemeente ook formeel geeft, in dankbaarheid dat de broeder zijn geestelijke gaven in de nieuwe situatie kan blijven inzetten.
Misschien is er bijbels gesproken wel veel voor te zeggen om de benadering van de maatschappelijke jurisdictie te kiezen. We zijn dank zij Christus toch niet gebonden aan de letter van de wet. De letter doodt, maar de Geest van Christus maakt levend (2 Korintiërs 3). Als dit ten aanzien van de oudtestamentische wet geldt, inclusief de tien geboden, dan toch zeker ten aanzien van de kerkorde, die als zodanig bepalingen van mensen bevat. Laten we daar geestelijk mee omgaan, biddend om een helder onderscheidingsvermogen in de specifieke toepassing van algemene regels.
Uiteindelijk is de besluitvorming ten dele in deze geest tot stand gekomen. De classis heeft genoegen genomen met de verzekering van de afgevaardigden van de kerkenraad, dat die de classis serieus neemt, ook in het besluit over deze zaak, hoe het ook uitvalt. En na twee uur vergaderen was de meerderheid van inzicht dat het eigenlijk een hamerstuk betrof.
Waar het mij om gaat is dit: gaan wij niet te krampachtig met de kerkorde om? Misschien is het grootste euvel dat het ons aan geestelijke rechters ontbreekt.