Wat zit daar nu achter, dat het synoderapport en het revisierapport de benadering van Paulus in Romeinen 1 zo veralgemeniseren en er een dogmatische exegese van geven? Het zou gaan over de hele mensheid, over alle zonden, want die zijn alle ten diepste afgoderij, en over iedere overtreding van de scheppingsorde, want die is in alle omstandigheden opstand tegen God. Maar Paulus spreekt veel specifieker. Hoe kom je nu van het een op het ander?
Het doet me denken aan preken die ik in mijn pre-predikantsbestaan wel eens hoorde. De tekst werd in het schema van ellende – verlossing – dankbaarheid geduwd, en de ellendekennis moest dan wel uiteindelijk zondebesef zijn, ook als de tekst daartoe geen aanleiding gaf. Wat ja, alle ellende gaat per slot van rekening terug op de de zonde. Als dan wel eens in de tekst mensen aan het woord kwamen die slachtoffer waren van de zonde van anderen, dan werd het moeilijk. Want de redding door God had uiteindelijk betrekking op de verlossing van eigen zonden. Dat leverde doorgaans geforceerde preken op. Ook hier werd een algemene waarheid als de eigenlijke waarheid beschouwd, en de tekst werd daarop teruggevoerd.
Het waarheidsbegrip heeft hier statische en schematische kenmerken. Het komt telkens neer op dezelfde basisstructuur, en de afzonderlijke tekst moet daar telkens weer uitkomen. Bijbelteksten zijn dan niet meer dan illustraties bij algemene gelijk blijvende waarheden. Zou het zo zijn dat een dergelijk denken in dogmatische en heilsordelijke abstracties ook de synode parten heeft gespeeld?
Ik zou daar graag een andere waarheidsbenadering tegenover zetten. Waarheid is primair datgene dat in een concrete historische situatie gebeurt. Bij de uitleg van Bijbelteksten zoeken we niet primair naar de verbinding met het algemene schema, maar naar wat de schrijver in die concrete situatie waarin hij schrijft wil overbrengen op zijn beoogde lezers en hoorders. Niet het bovenhistorisch algemene maar het historisch bijzondere is uitgangspunt voor de benadering van de tekst. Vervolgens stel je dan de vraag: hoe is datgene dat hij toen en daar in die situatie wilde overbrengen, door te vertalen naar onze situatie hier en nu?
In Romeinen 1:18-32 zien we dan Paulus op een manier zoals hij door Athene heeft rondgelopen. Hij ziet daar de vele godenbeelden en raakt daardoor hevig verontwaardigd. Het illustreert zijn kijk op het heidendom van zijn dagen. Zijn weerzin wordt versterkt door voorbeelden van seksueel wangedrag, waarvan de homoseksuele wellust wel het absolute dieptepunt is. Zover kan de afval van de ene God en Schepper gaan! Hij brengt het naar voren in zijn brief om over te brengen dat de hele heidenwereld aan de ondergang is prijsgegeven, ware het niet dat Jezus, Gods Zoon, gekomen is als Redder der wereld.
Laten we de Bijbelteksten toch niet reduceren tot algemeenheden, maar oog, oor en hart hebben voor de emotie van het moment en de zeggingskracht in die situatie, die inderdaad getypeerd wordt door een uiterst negatieve taxatie van het heidendom. Hoe belangrijk de situatie is voor de inhoud van de tekst, blijkt in Romeinen 2. Daar is de focus van Paulus anders: hij wil laten zien dat Joden geen redenen hebben zich boven de heidenen te verheffen. Dan kan hij ineens sommige heidenen aan hen ten voorbeeld stellen (vs. 14-15). Is dat niet tegenstrijdig? Wel als je de Bijbelteksten als illustraties van algemene waarheden wilt lezen, maar niet als je bedenkt dat iedere tekst zijn eigen perspectief heeft, die bepaald wordt door wat de auteur in die situatie aan zijn beoogde publiek wil duidelijk maken.
De vraag is dan natuurlijk, hoe de bijzondere boodschap van de tekst in die situatie van toen en daar overgebracht kan worden naar onze situatie. Pas als we die overdracht gehoorzaam nastreven, kunnen we trouw zijn aan Gods Woord. In mijn volgende bijdrage wil ik proberen daarvoor een richting te wijzen.