In het Pinksternummer van De Wekker (2019 nr. 12), het officiële landelijke blad van de CGK, verklaart prof. dr. Herman Selderhuis zich nader over wat hij eerder opmerkte over het kerkverband. Hij zei, in een inleiding op de ambtsdragersconferentie, dat kerken zich vrijwillig aansluiten bij een kerkverband, dat ze daartoe dus niet verplicht zijn, maar áls ze zich aansluiten, dat ze zich dan ook aan de onderlinge afspraken moeten houden. Doen zij dat niet, dan stellen zij zich de facto buiten dat kerkverband. Hij maakte deze opmerkingen in verband met de aankondiging van de kerkenraad van Nieuwegein, dat die de ambten voor vrouwen open zou stellen, ongeacht wat de synode daarover zou beslissen. Over deze actie van Nieuwegein, maar ook over de reactie van Selderhuis is veel te doen geweest, ook op mijn weblog.
Ik heb de indruk dat Selderhuis in zijn nadere verklaring probeert zich iets milder uit te drukken, maar dat betekent niet dat zijn positie schuift. Hij zegt: de Bijbel kent geen kerkverband. Wel wordt in de Schrift zichtbaar hoe plaatselijke nieuwtestamentische gemeenten elkaar ondersteunen. Het kerkverband is dan ook niets anders dan een georganiseerde vorm van ondersteuning. Die ondersteuning kan financieel maar ook geestelijk zijn. In overeenstemming daarmee kunnen gemeenten in deze tijd elkaar helpen de leer te bewaren en te verspreiden, bijvoorbeeld door een gezamenlijke opleiding voor predikanten en door samenwerking in zending en hulpverlening. Het hebben van een kerkverband is daarom geen Bijbelse opdracht, maar is ook weer niet on-Bijbels. Met deze overwegingen komt Selderhuis uit bij zijn al eerder verdedigde stelling: de Schrift verplicht geen enkele kerk lid van een kerkverband te zijn, al brengt geestelijke eenheid ons wel bij de plicht en roeping elkaar te dienen. Plaatselijke kerken treden vrijwillig tot een kerkverband toe en stemmen door toetreding in met de bestaande regels. Hetzelfde standpunt, maar met enige nuancering vanwege de grotere nadruk op wat de Schrift wél zegt.
Toch zegt hij nog steeds te weinig. Voor de helderheid vervang ik het woord ‘kerkverband’ even door ‘gemeenschap van kerken’. De praktische organisatievorm laten we even voor wat die is, want die is inderdaad secundair. Zou zijn redenering dan even gladjes verlopen? ‘De Bijbel kent geen gemeenschap van kerken’, die gaat er bij mij niet in. De gemeenschap van kerken is in het Nieuwe Testament evident. Zij komt tot uitdrukking door het werk van de apostelen en evangelisten, door de uitwisseling van de brieven van de apostelen en inderdaad door onderlinge steunverlening, door de apostelen op touw gezet. Die gemeenschap van kerken ontstaat dan ook niet op eigen initiatief door onderling te vergelijken of wij dezelfde invulling en uitwerking geven aan de leer, maar door de gemeenschap in Christus. De kerk is zijn lichaam, de kerk is één. Christus is Heer over zijn wereldwijde kerk, of gemeenschap van kerken, Hij roept ons samen. Geen kerk beslist vrijwillig of zij zich bij die gemeenschap wil voegen. De gemeenschap ontstaat ook niet door je als plaatselijke kerk naar alle gangbare regels te voegen. Gemeenschap met Christus en zijn kerk ontstaat juist buiten alle regels om door het geloof.
‘De Schrift verplicht geen enkele kerk lid van een kerkverband te zijn.’ Het klinkt zo bedrieglijk simpel. Maar er klopt iets niet in die uitspraak. De angel zit in het lidwoord ‘een’. Alsof het N.T. ruimte zou kunnen laten voor het bestaan van meerdere kerkverbanden. Natuurlijk geeft de Schrift geen opdracht om lid te worden van ‘een’ kerkverband. Alsof het legitiem zou zijn dat er meerdere kerkverbanden naast elkaar bestaan en dat je je bij een van die kerkverbanden aansluit! Dat kán de Schrift niet eisen. Nee, als Christusbelijdende gemeente ben je qualitate qua (net zo’n uitdrukking als de facto) onderdeel van de geestelijke gemeenschap van al die plaatselijke gemeenten samen.
Kun je dan zomaar de onderlinge afspraken aan je laars lappen? Natuurlijk niet. Maar zodra onderlinge afspraken gaan knellen en niet meer evident is dat ze het leven uit het evangelie dienen, ontstaat er een probleem. Regels moeten in de praktijk ook altijd hun waarde bewijzen. Als ze op plaatselijk niveau averechts gaan werken, moeten er keuzes worden gemaakt. Mag je ze dan zomaar terzijde schuiven? Nee, het is een zaak van broederlijke (en zusterlijke) gemeenschap daar onderling over te praten en elkaar geen oneigenlijk juk op te leggen. Als voorbeeld denk ik aan het jarenlange verbod op het zingen van gezangen in de eredienst. Sommige gemeenten deden dat toch. Zij hebben zich daarmee niet de facto buiten het kerkverband gesteld.
Gelukkig benadrukt Selderhuis dat aan het einde van zijn stuk ook. Een belangrijke stelregel is dat ambtsdragers in de kerk niet over elkaar mogen heersen. We moeten elkaar zoveel mogelijk de ruimte geven. Alleen, handelen we ook naar dat principe?
Selderhuis heeft in de kerk een enorm officieel podium gekregen. Eerst heeft zijn lezing voor de ambtsdragersconferentie een tijd lang op de landelijke CGK-website gestaan. Nu mag hij zijn standpunt genuanceerd en gehandhaafd weer in De Wekker ventileren. Ik moet het doen met een zelfgebouwd podium.
Het is geen gevoel van persoonlijke miskenning dat mij deze opmerking doet maken. Maar aan de rechterkant van het CGK-spectrum wordt bij Bewaar het Pand Selderhuis met zijn verhaal op handen gedragen. Het is wel duidelijk hoe voorafgaande aan de synode de kaarten worden geschud. Dat is de reden dat ik er de vinger bij leg. Er wordt wél machtspolitiek bedreven. Het tij kan nog worden gekeerd. Ik hoop en bid om bezinning en inkeer.