SGP en vrouwenkiesrecht

Gisteren heeft de Hoge Raad uitgesproken dat de SGP niet het recht heeft vrouwen te weren van de verkiezingslijst. Vrouwen moeten net als mannen gekozen kunnen worden voor politieke functies, en de staat moet geëigende middelen aanwenden om de SGP ertoe te bewegen daarnaar te handelen.

Deze uitspraak kwam binnen SGP-gelederen maar ook breder onder serieuze christenen aan als een schok. Niet alle christenen zijn het met het SGP-standpunt eens, maar zij zien in deze uitspraak de overschrijding van een principiële grens. Dat is de grens van de inmenging in interne godsdienstige aangelegenheden. Komt zo de vrijheid van godsdienst niet in het gedrang? En als de zaak nu aanhangig was gemaakt door verongelijkte SGP-vrouwen, dan kon er wellicht nog enig begrip zijn voor de gang van zaken. Het zijn echter vrouwen die zich totaal niet verwant voelen met de SGP die het vrouwenstandpunt van deze partij hebben aangevochten.

De vraag die gesteld kan worden is: Heeft de rechter gelijk? Het vrouwenverdrag stelt dat de overheid het actief en passief kiesrecht van vrouwen beschermt. Maar dat is toch niet in het geding? Iedere vrouwelijke staatsburger in Nederland vanaf 18 jaar heeft actief en passief kiesrecht. Een vrouw die van het laatste gebruik wil maken, zal dat niet bij de SGP doen, omdat die partij daar andere opvattingen over heeft. Het recht op die afwijkende opvattingen wordt de SGP niet betwist.

De rechter is echter van oordeel dat het kiesrecht zozeer de kern van de democratie raakt, dat het door alle politieke partijen integraal moet worden geëerbiedigd, dus ook door de SGP ten aanzien van het recht van vrouwen gekozen te worden. Dit oordeel van de Hoge Raad doet de vraag rijzen: Is dit nu een onmiddellijk uitvloeisel van het vrouwenverdrag, of is het een politieke uitspraak? Mijns inziens hangt dat af van de reikwijdte die de SGP aan haar standpunt wil geven.

Voor mij is het antwoord op de volgende vraag doorslaggevend: Is het vrouwenstandpunt voor de SGP alleen voor intern gebruik, of zou de partij dit standpunt bij voldoende politieke macht maatgevend willen maken voor ons democratische bestel? Ik geef toe, dat is een theoretische optie, maar principieel valt hier wel de beslissing. In het laatste geval zou de SGP buiten de democratische boot vallen. Dat zou de uitspraak van de Hoge Raad rechtvaardigen. Ik vermoed echter dat de partij daar geen duidelijk beeld van heeft, gezien de interne worsteling met de verhouding theocratie – democratie.

Dat de SGP zich met het oog op de brede maatschappelijke verhoudingen ook zeer gematigd kan uitlaten, illustreer ik met een uitspraak uit 1986 van de SGP-er L. de Waal, destijds Europarlementariër voor SGP/RPF/GPV: ‘Wie zou bezwaren kunnen hebben tegen gelijkberechtiging van mannen en vrouwen en wie zou zich niet willen in zetten voor het doen verdwijnen van achterstelling van de vrouw op de arbeidsmarkt of beperking van haar mogelijkheden bij het onderwijs?’ Dit citaat is opgenomen in het gedenkboek van de SGP uit 1988: Woord en Wet 1918-1988: 70 jaar SGP (p. 358).

De weg die voor de SGP praktisch nu open staat is dezelfde als die welke de ChristenUnie gekozen heeft in de kwestie van de kandidering van leden die een homorelatie hebben: geen algemene uitspraak over het recht om op een verkiezingslijst te komen, maar per geval beslissen of de vrouw of homo in staat is op een geloofwardige wijze het gedachtegoed van de partij te vertolken. Voorlopig niet dus.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.