Synode CGK ondergraaft het kerkrecht

Als regel verschijnt in de maand februari volgend op de generale synode (GS) van de CGK een besluitenboekje voor alle kerkenraadsleden. Dit kreeg ik afgelopen maandagavond onder ogen. De uitgave van dit boekje vormt de aanleiding voor deze kritische bijdrage.

In de blog van 6 maart 2008 onder de titel ‘Revisie’ heb ik al een harde noot gekraakt (selecteer in de lijst ‘maart 2008’ om de tekst te lezen). Ik signaleerde dat de synode ten onrechte het verzoek tot revisie van een besluit onder dezelfde voorwaarden liet vallen als een appèl op een meerdere vergadering om een besluit te herzien. Een appèl is een verzoek bij een meerdere vergadering, een verzoek tot revisie is een vraag aan dezelfde vergadering. Na een besluit van de generale synode kun je daartegen niet in appèl gaan, want dan is er geen meerdere vergadering meer, maar je kunt bij de volgende synode wel revisie aanvragen.

Wat is het probleem? Dat is dat het verzoek tot revisie evenals aan het recht van appèl door de vorige synode aan een termijn gebonden is van één maand. Hier gaat iets fout. Het is namelijk een grondregel van de kerken die zijn voortgekomen uit de Reformatie dat kerkelijke besluiten te allen tijde getoetst moeten kunnen worden aan  de Bijbel. Als daartoe na een maand de gelegenheid niet meer bestaat, is er een grondpijler onder het reformatorische kerkrecht weggeslagen.
Bovendien is het gereformeerde kerkrecht praktisch ingesteld. Veranderende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat besluiten moeten worden herzien. Zo nuchter is men daar altijd mee omgegaan. Nu is dat anders geworden. Want als er na een maand geen verzoeken tot revisie meer kunnen worden ingediend, zit de besluitvorming op slot.

Wat merk ik echter als ik het nieuwe besluitenboekje open doe? De GS heeft op haar zittingen in 2010 onbekommerd tal van bestaande besluiten herzien. Kennelijk hebben de door haar ingestelde deputaatschappen en commissies, en ook afgevaardigden allerlei voorstellen tot revisie gedaan die door de vergadering zijn overgenomen. Wat is hier aan de hand? Het recht dat de synode voor mindere vergaderingen zeer aan banden legt, namelijk om revisie van besluiten voor te stellen, laat zij voor zichzelf onverminderd gelden. Dit betekent dat de synode aan zichzelf meer bevoegdheden toekent en dus grotere macht claimt dan de mindere vergaderingen. De meerdere vergadering wordt een hogere vergadering. Je krijgt synodocratie. Dat druist in tegen het gereformeerde kerkrecht, want dat is opgebouwd vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de plaatselijke gemeente.
Het zou me een lief ding zijn als de synode nog één keer van de door haar geclaimde uitzonderingspositie gebruik zou maken, namelijk om haar af te schaffen.

Er is nog iets merkwaardigs. In 2008 besloot de GS: ‘Iedere kerkelijke vergadering is verplicht om bij kennisgeving van een besluit aan het slot daarvan concreet melding te maken van de uiterste termijn waarop men tegen dit besluit appel kan aantekenen dan wel revisie kan aanvragen èn van (de roepende kerk van) de kerkelijke vergadering waarbij dit moet gebeuren.’
Dan denk je: de synode zal dan zelf wel de eerste zijn om zich aan die regel te houden. Niets daarvan. Strikt genomen zou in het besluitenboekje na elk besluit deze clausule moeten worden toegevoegd. Ik zou er begrip voor hebben als zou zijn volstaan met een melding aan het einde van het besluitenboekje. Nergens is deze bepaling echter te vinden.

Staat de synode boven haar eigen besluiten? Wat is er over van ons kerkrechtelijk geweten?

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , . Bookmark de permalink.