Te gelovig

Hoofdredacteur van het ND Peter Bergwerff reageert vandaag in een redactioneel commentaar onder meer op de uitspraak ‘Het probleem is dat veel theologen zo ontzettend kerkelijk en gelovig zijn’. Dat ze te kerkelijk kunnen zijn stemt Bergwerff toe. Hij erkent dat dit een geducht probleem kan zijn en een open en onbevangen omgang met God en de Bijbel in de weg kan staan. Maar te gelovig? ‘Wat een onzin!’

De door hem gewraakte uitspraak herken ik als gedaan door Ruard Ganzevoort, ter gelegenheid van de Nacht van de Theologie. Wat mij treft in het oordeel van Bergwerff is, dat hij een scherpe afwijzing paraat heeft zonder zich te bezinnen op wat Ganzevoort ermee wil zeggen. Ik kan mij niet herinneren of daarover meer in de krant heeft gestaan en zo ja wat dat dan geweest is. Maar de volgende mogelijkheden dienen zich aan.

Hij zou ermee kunnen bedoelen: Veel theologen zijn zo gelovig dat zij zich volledig met hun eigen geloofsopvattingen vereenzelvigen. Als gevolg daarvan zijn ze niet in staat zich methodisch van hun eigen inzichten te distantiëren en er kritisch naar te kijken. Zonder dit zelfkritische vermogen van de theologen kan de theologie haar kritische functie niet uitoefenen. En kritisch dient zij te zijn, zowel ten opzichte ontwikkelingen buiten de kerk, als van gangbare opvattingen daarbinnen.

Hij zou ook kunnen bedoelen: Veel theologen zijn zo gelovig, dat ze ver afstaan van hun tijdgenoten met hun twijfels, hun geestelijke worstelingen en zoektochten. Daardoor zijn ze niet in staat met hun boodschap aan te sluiten bij de belevingswereld van die anderen. Als gevolg daarvan slagen ze er niet in de relevantie van hun theologische inbreng te laten zien.

Een derde mogelijkheid is de volgende. Veel theologen zijn zo gelovig dat ze alle andere geloofs- en ongeloofsposities alleen maar hartgrondig verwerpen en bestrijden en niet in staat zijn daarin waarheidselementen te vinden en daarvan te leren. Het gevolg is een zeer antithetische theologie die leidt tot het verlies aan nuance, tot de bevestiging van vooroordelen en tot de bevordering van zwart-witdenken in de eigen achterban.

Misschien heeft Ganzevoort nog iets anders bedoeld, of een combinatie van de genoemde opties. Het gaat mij er niet om dat de lezer het met een van de genoemde mogelijkheden eens zou moeten zijn. Met het noemen van die mogelijkheden gaat het mij maar om één ding. Er wil mee aangetoond zijn dat de bewering van Ganzevoort dat het een probleem is dat veel theologen zo ontzettend gelovig zijn, géén onzin is.

Wellicht reageert Bergwerff ondanks zijn goede bedoelingen in zijn commentaar wel iets ’te gelovig’.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.