In augustus werd in het CGK blad De Wekker aandacht gegeven aan twee bijeenkomsten met de GKV over wat beide kerkgemeenschappen verbindt en scheidt. Opnieuw kwam daarin vanuit CGK-hoek de zorg naar voren dat in de GKV te gemakkelijk ervan uitgegaan wordt dat de gemeenteleden ook ware leden van het lichaam van Christus zijn. Delen in het heil is geen automatisme. Datgene wat ons in Christus geschonken is, moet ons worden toegeëigend door de heilige Geest in de weg van geloof.
Of dit een adequate analyse is van de geestelijke toestand binnen de GKV laat ik in het midden, maar terdege onderschrijf ik het belang van een doorleefd geloof, van eerlijk zelfonderzoek, van schulderkenning, van een hartelijk verlangen naar vergeving en naar geestelijke groei, en van een levende gemeenschap met God en elkaar. Ook in mijn beleving is uitgaan van vanzelfsprekendheden dodelijk voor de dynamiek in het geloofsleven. Wat vanzelfsprekend is wordt nietszeggend. Als je het over de aanvaarding van Christus niet meer hoeft te hebben, omdat die ‘natuurlijk’ een feit is, versmalt de verkondiging tot wat GKV-collega Niemeijer noemde ‘hapklare therapeutische en moraliserende brokken’, dat is dat God je pijn verzacht en je vertelt hoe je moet leven.
Alleen, doen we er wel goed aan dit niet-vanzelfsprekende van Gods genade op de noemer van de toe-eigening van het heil te brengen? Ik ben met een serie preken bezig over Bijbelse themawoorden en dacht: Kom laat ik het eens over het themawoord ‘toe-eigening’ hebben, dat is toch een kernbegrip in onze CGK geloofsbeleving. Wat schetste mijn verbazing toen ik ontdekte dat het woord in het Nieuwe Testament volledig ontbreekt! In het Oude Testament staat het vier keer, maar alle keren met betrekking tot aardse spullen en verbonden met de gedachte van het recht in eigen hand nemen. Vaak, ook in het genoemde nummer van De Wekker, wordt verwezen naar een zinsnede in het klassieke doopformulier, waarin staat dat de heilige Geest ons toe-eigent wat wij in Christus hebben. Is deze basis sterk genoeg om steeds maar weer te hameren op de toe-eigening van het heil?
Het zou natuurlijk kunnen zijn, dat wel niet de term, maar wel de gedachte van deze toe-eigening van het heil in de Bijbel voorkomt. Ook daarvan ben ik niet overtuigd. Meestal wordt het zo voorgesteld, dat het heil van Christus ons geschonken is in de belofte, en dat deze belofte ons verzegeld is in de doop, maar dat dit ook moet worden toegepast en ons toegeëigend door de heilige Geest. Die toe-eigening hangt wel niet van onszelf af, want ook die wordt ons beloofd in de doop, maar vraagt wel van ons dat wij er werkzaam mee zijn of worden, anders wordt die belofte niet vervuld.
Is dat hoe Paulus over delen in het heil spreekt en is dat wat het doopformulier bedoelt? Paulus stelt de gemeente in zijn brieven voortdurend in de realiteit van het volbrachte werk van Christus en van de kracht van de Geest. Daar deelt de gemeente in door het geloof dat zij belijdt. Dit delen in het heil betreft zowel de verzoening door Christus’ offer als de levensvernieuwing door de Geest. Op basis daarvan roept hij de gemeente krachtig op daar ook uit te leven en waarschuwt hij zijn lezers in dat geloof te volharden en niet tot hun schade te verslappen. Het doopformulier spreekt ook van wat Christus doet en wat de Geest doet. Samen met het werk van de Vader is dat een drie-eenheid, niet alleen in hun wezen maar ook in hun werk. De doop bezegelt dat God het dóet.
De hoofdredacteur schrijft: Voor de CGK is het absoluut onopgeefbaar dat het heil toegeëigend wordt in de weg van (niet: ‘op voorwaarde van’) bevindelijke kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Ik zeg daarop: Akkoord, maar dat betekent wel dat delen in het heil het uitgangspunt is. Want anders gaat de kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid toch werken als een voorwaarde.
Dag Bert, van harte eens met je blog.Vandaag in een dienst bij gelegenheid van een begrafenis dit punt aan de orde gesteld, maar misschien anders dan in de klassiek CGK bewoordingen. Zelfonderzoek, terugkijkend op je leven, wat is er fout gegaan en aan het eind van het leven: ik kan het niet meer over doen. Hoe ontmoet je je Schepper. En dan dat ongelofelijke van Gods genade in Christus Jezus.
Het heeft me altijd verbaasd in de discussie met onze CGK broeders (zusters doen nog niet mee) dat zij wel vereisten stellen aan onze prediking, maar wij niet aan de hunne, alsof daar geen vragen over te stellen zijn. Leidt een bepaalde manier van prediking in de CGK ons niet af van de zekerheid van ons behoud in Christus Jezus? In onze gesprekken zijn wij vaak te lief voor onze CGK partners alsof zij de “wijsheid” in pacht hebben. Ook bij hun prediking zijn ernstige vragen te stellen, die de grondslagen van ons christelijk geloof aangaan. Ik verzet me tegen oppervlakkigheid en een theologie van “alles komt goed”, maar ook tegen een theologie van “och kome het maar gebeuren”. We moeten elkaar wel recht in de ogen blijven kijken en elkaar niet beoordelen op grond van vooronderstellingen. Nogmaals bedankt voor je woorden, die hebben van harte mijn instemming. Jan Bouma