Vandaag staat in de krant te lezen dat de Tweede Kamer een maximum inkomen van 240.000 Euro voor presentatoren in de Publieke Omroep nog te hoog vindt. Gevoelsmatig ben ik het daar helemaal mee eens. Tegelijk signaleer ik veel selectieve verontwaardiging, waardoor dit standpunt niet helemaal zuiver is.
De politiek heeft ervoor gekozen dat we een publieke omroep hebben die kan concurreren met de commerciële omroepen. Daarmee ontkom je er niet aan dat ook de publieke omroep commercialiseert, met als consequentie dat je goede mensen in huis moet halen en dat je dus voorwaarden moet bieden die het voor die mensen aantrekkelijk maken om bij de publieke omroep te werken. Als ze ergens anders twee keer zo veel kunnen verdienen, bedanken ze voor de eer.
Hetzelfde geldt voor de commercialisering van de zorg, van de nutsvoorzieningen en van de sport. Om de nodige saneringen door te voeren heb je sterke managers nodig, en die hebben hun prijs. Die prijs wordt bepaald door hun commerciële waarde op de arbeidsmarkt. Dan moet je niet gaan kniezen dat ze het van onze centen doen. Als je ergens voor kiest, aanvaard dan ook de consequenties.
Er zit nog een onevenwichtigheid in. Waarom mopperen we niet op de fabelachtige inkomens van topvoetballers? Zij brengen veel geld in het laatje, dus zijn hun prijs waard, is de redenering. Commercieel is daar geen speld tussen te krijgen. Maar in veel gevallen kloppen armlastige voetbalclubs bij gemeenten aan voor subsidie en dan is het gemeenschapsgeld dat daarnaartoe gaat. En kijk eens naar wat het bewaken van de openbare orde tijdens risicowedstrijden kost. De gemeenschap betaalt fors mee.
Als de megainkomens van bankdirecteuren, omroepboegbeelden en managers van nutsbedrijven gereduceerd moeten worden, dan die van topvoetballers evenzeer.
Eén kanttekening wil ik nog wel maken bij de wetten van de commercie. Dat een EO-coryfee bijna twee ton verdient, lijkt me moeilijk te pruimen, niet omdat dit niet in overeenstemming zou zijn met de commerciële waarde van de persoon in kwestie, maar omdat het geen pas geeft zich te verrijken aan het evangelie. De EO heeft een missie, en als het goed is de medewerkers evenzeer. Dat betekent dat commerciële mechanismen op hen geen vat mogen hebben. Daarmee is de noodzaak van topsalarissen weggevallen. Het evangelie zegt zelf dat het ons genoeg moet zijn als wij voedsel, kleding en onderdak hebben. Of, om het met woorden uit de standaard beroepsbrief voor predikanten te zeggen, als wij zonder zorgen van het evangelie kunnen leven. Als geld een te grote rol gaat spelen, corrumpeert dat de missie.
Dit is even tegenstrijdig als maar veel zwaarwegender dan wanneer een van origine socialistische omroep, de VARA, meer dan vier ton uitkeert aan zijn bestbetaalde medewerker. Aan deze situatie kan de EO zich spiegelen. Van het socialisme als overtuiging en missie is hier niets meer over.