Veiligheid in de publieke ruimte gaat nu eenmaal ten koste van de privacy. Er worden camera’s opgehangen waardoor je kunt worden bespied. Je bent verplicht een identiteitsbewijs op zak te hebben en de politie krijgt grotere bevoegdheden om mensen te horen en te fouilleren. In allerlei computerbestanden worden persoonlijke gegevens centraal geregistreerd en aan elkaar gekoppeld.
De meeste mensen hebben daar geen problemen mee. Ik heb toch niets te verbergen? Zo redeneren ze. Als boeven en terroristen maar worden opgespoord en gepakt. Ook mijn sympathie ging naar dit standpunt uit. Totdat ik persoonlijk te maken kreeg met de gevolgen van dit beleid. Toen werd het voor mij minder vanzelfsprekend.
Nu wordt u als lezer natuurlijk nieuwgierig. Ik zal kort weergeven wat mij overkwam. Op een zonnige vrije dag nam ik de fiets en reed ik naar het Emmeloordse bos, helemaal tot aan de Lemster vaart. daar loopt een verhard fietspad langs het water, met aan de andere kant de rand van het bos.
Het was rustig, op een enkele jogger na. Dat bracht me op een idee. Ik stapte af, zette de fiets tegen een boom op slot en keek om me heen. In de richting waar ik vandaan was gekomen zag ik tussen de takken en het beginnende groen iets blauws bewegen, maar ik gaf er geen aandacht aan. Ik zette het op een draf. Geen hoge versnelling, dat zou ik niet volhouden, maar een ontspannen looppas. Even alle muizenissen uit het hoofd laten wegvloeien.
Na 400 meter was het wel even genoeg. Ik keerde weer om en liep wandelend terug naar mijn fiets. Twee jonge kerels kwamen mij tegemoet in sportief blauw op tereinfietsen. Ik zei hen vriendelijk gedag. Toen pas zag ik aan de opdruk op hun tenue dat het agenten waren. Zij waren dus de veroorzakers van de blauwe beweging die ik in de verte had gezien.
‘Is dat uw fiets, die daar een stukje terug staat?’ Ja inderdaad, dat was mijn fiets. ‘We zagen u ineens wegrennen, dat vonden we wat vreemd.’ Vreemd? Gewoon een stukje hardlopen. Het is vandaag mijn vrije dag en het is prachtig weer. ‘Hebt u een legitimatiebewijs bij u?’ Laat ik dat nu bij me hebben gestoken. Opgelucht liet ik mijn rijbewijs zien. Ik zei er gelijk maar bij dat ik in Emmeloord woonde. Het document was destijds nog door de burgemeester van Hoogeveen verstrekt. Een van de agenten begon notities te maken op de kartonnen achterkant van zijn bonnenboekje. De ander stelde quasi-terloops een paar vragen. ‘Doet u dit vaker?’ Ja, dat doe ik wel eens vaker, niet zo vaak, maar met de komst van het voorjaar gaat dat weer vaker gebeuren. ‘Wat is uw adres?’, vroeg zijn schrijfgrage collega. ‘Postcode?’ Ik aarzelde. Vanwaar die interesse? Toch maar zo gewoon mogelijk meewerken. Ik had per slot van rekening de vorige avond nog een uitzending van Lucia de Berk gezien. Even quasi-terloops als dienders dat kunnen, vroeg ik: ‘Zijn jullie ergens naar op zoek?’ Nee, dat was niet zo. De schrijver was uitgeschreven. Beiden maakten aanstalte om weer verder te gaan. Nog een prettige dag.
Daar bleef ik achter. Een bepaalde opwinding maakte zich van mij meester. Nu ik het neertyp, komt die weer een beetje omhoog. Wat een onaangename gewaarwording om als verdacht persoon te worden behandeld. En waarom? Omdat ik hard liep zonder sportkleding te dragen? Omdat agenten zich door hun cowboyfantasie laten leiden en en hun bevoegdheden gebruiken om de saaiheid van hun werk te verdrijven? Omdat er in het Emmeloordse bos regelmatig wél rare dingen gebeuren? Het was onbevredigend.
Later dacht ik: het duurde toch eigenlijk wel lang voordat ik hen tegenkwam. Natuurlijk hebben ze eerst mijn fiets en de directe omgeving daarvan geïnspecteerd. Alsof ik daar belastend materiaal had verstopt waarmee ik niet gezien wilde worden. Het maakte mijn onbehagen alleen maar groter.
Had dit voorkomen kunnen worden? Natuurlijk mogen we blij zijn met bewaarders van de openbare orde. Natuurlijk hebben zij bevoegdheden nodig waarvan zij naar eigen inzicht gebruik moeten kunnen maken. Toch vraagt dit grote zorgvuldigheid. Groter dan in mijn geval in acht is genomen. Laat ik een paar dingen noemen.
Laten agenten in zo’n geval in ieder geval zeggen wat ze met de persoonlijke gegevens gaan doen en waarom. Nu werd dat helemaal in het vage gelaten. Natuurlijk had ik dat kunnen vragen. Impulsief deed ik dat niet, om niet de schijn te wekken hun werkzaamheden tegen te willen werken. Je voelt dat de argwaan zich tegen je richt en wilt voorkomen dat er nog meer argwaan wordt gewekt. Laat men dat uit zichzelf verklaren.
Om een onnodige intimidatie te voorkomen, zouden agenten er goed aan doen mét dat zij naar een legitimatie vragen hun eigen legitimatiebewijs tonen. Wie zegt dat het geen nepagenten zijn? Als zij wantrouwend kunnen zijn, kan ik het ook. Alleen, je vraagt er niet naar, opnieuw om niet nog meer wantrouwen te wekken dat je iets te verbergen hebt.
En het laatste punt. Mijn naam, adres en sofinummer kwamen terecht op de verharde achterkant van het prentenboekje. Hoe lang maakt een agent van één zo’n boekje gebruik? Het was nog vrij dik. Waar laat hij het allemaal slingeren? Deze gegevens van mij zijn niet geheim. Maar ik ben not ammused als ze geassocieerd worden met het politiebureau. Volgens mij hoort dat anders. Helaas bedenk ik zulke dingen pas later.
Veiligheid en privacy zijn twee belangrijke waarden in onze samenleving, die wel eens met elkaar op gespannen voet kunnen staan. Als echter de veiligheid gebaseerd moet worden op argwaan tegen ieder die net even anders doet (i.c. bij het joggen geen trainingstenue draagt), dan raken we ver van huis. Dat is geen veiligheid, want dan gaat het systeem zich tegen het individu keren. Ik voel me er in ieder geval minder veilig door.