Verbod op godslastering en vrijheid van meningsuiting

In de discussie rond de afschaffing van het verbod op smalende godslastering is een oneigenlijk argument in het spel. Godslastering zou moeten worden vrijgegeven uit naam van de vrijheid van meningsuiting. Die teneur is op te maken uit het artikel hierover in het ND van 21 maart. Een vrije samenleving vraagt verdraagzaamheid ten opzichte van onwelgevallige of zelfs kwetsende meningen, aldus PvdA’er Martijn van Dam.

De drogreden hierin is, dat het bij smalende godslastering niet om een kwetsende mening gaat, maar om een kwetsende manier waarop een mening over het geloof van anderen wordt geuit. Hier wordt juist gebrek aan verdraagzaamheid voor de mening van anderen getoond. Dat staat los van hoe iemand zelf denkt over het bestaan of de werkzaamheid van God.

Smalende godslastering heeft daarom niets met de vrijheid van meningsuiting te maken, en de afschaffing van het verbod dus niets met het opkomen voor de vrijheid van meningsuiting. Dit is nog niet scherp genoeg geformuleerd. Smalende godslastering heeft wél met vrijheid van meningsuiting te maken, maar dan in tegengestelde zin. Het toestaan van smalende godslastering is juist een aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is gebaseerd op verdraagzaamheid jegens ieders mening. Smalende godslastering is een onverdraagzame manier om de opvatting te kracht bij te zetten dat sommige meningen geen respect verdienen. Wanneer we dat toestaan, halen we het morele fundament onder het recht van vrije meningsuiting weg.

Er is wel een complicatie. Wat te doen met de mening dat sommige meningen onverdraaglijk zijn? Moeten mensen vrij zijn die mening te uiten? Dat is een interessante paradox. Als je namelijk vindt dat mensen vrij moeten zijn als hun mening naar voren te brengen dat sommige meningen onverdraaglijk zijn, dan sta je toe dat zij de bodem bereiden om de vrijheid van meningsuiting af te schaffen. En dat is in strijd met de vrijheid van meningsuiting.

Het antwoord ligt denk ik in de manier waarop die mening wordt geuit. Als dat op een respectloze manier gebeurt, bijvoorbeeld via smalende godslastering, dan zou het moeten worden verboden. Respectloos omgaan met de mening van anderen is immers een poging een sfeer te creëren waarin mensen zich niet vrij voelen hun mening te uiten. Maar als de mening dat sommige meningen onverdraaglijk zijn op een niet-beledigende manier wordt geuit, moet daarvoor de ruimte worden gegeven.

We moeten ons realiseren dat wij allemaal van mening zijn dat sommige meningen geen respect verdienen, omdat ze kwetsend zijn. Daarbij is te denken aan de mening dat de Turkse genocide op Armeniërs of de holocaust door het Naziregime niet heeft plaatsgehad, of dat God homo’s haat. Is hier de vrijheid van meningsuiting van toepassing? Zeer zeker, en wel aan twee kanten. Het staat mij vrij te vinden dat deze meningen geen respect verdienen, en het staat anderen vrij zo’n kwetsende mening te huldigen.

Echter, zodra deze of gene mening op een beledigende manier wordt geuit, is een grens overschreden van wat toelaatbaar is. Laten we ons daarbij helder realiseren, dat deze beledigende manier van meningsuiting niets met de vrijheid van meningsuiting heeft te maken, maar alleen met de manier waarop de mening wordt geuit. Hetzelfde geldt voor smalende godslastering. Vrijheid van meningsuiting heeft betrekking op de vrijheid elke mening ondubbelzinnig en publiek te uiten, niet op de vrijheid die mening op een beledigende manier te uiten.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , . Bookmark de permalink.