Verlofregeling voor dominees

Over 2008 hebben Deputaten Financiële Zaken van de Christelijke Gereformeerde kerken een voor predikanten gunstig advies aan de kerkenraden uitgebracht over traktementen, kostenvergoedingen en secundaire arbeidsvoorwaarden. Om me tot de laatste te beperken: voor predikanten tot 50 jaar worden 6 weken vrij per jaar geadviseerd, vanaf 50 jaar 7 weken. Daarnaast wordt voor studie een periode van 3 maanden per 5 jaar genoemd, dat is 2,6 weken per jaar. Zo riant hebben wij het nog nooit gehad. Maar er zijn wel wat vragen te stellen bij de duidelijkheid en de uitvoerbaarheid van deze richtlijnen.

Mijn eerste probleem betreft de invulling van deze weken. Een predikant kan met de feestdagen en tijdens het catechisatieseizoen geen vrij nemen. Voor predikanten met schoolgaande kinderen blijven dan over: een week in de voorjaarsvakantie, een in de meivakantie, drie weken in de zomervakantie en een week in de herfstvakantie. Ook de 50-plusser zonder schoolgaande kinderen is gebonden aan voorjaars- en herfstvakantie, maar hij kan in de zomerperiode iets meer schuiven met de 5 overblijvende weken. En dan moeten de 2,6 studieweken er nog tussengevoegd worden.
Hoe moet dat nu, als in de voorjaars- en herfstvakantie álle gemeentepredikanten in een regio vrij hebben? En als in de meivakantie minstens de helft weg is? Hoeven er dan geen doden te worden begraven? Stellen de kerkenraden een verbod op huwelijksbevestigingen gedurende deze weken?

Dit brengt een algemener probleem aan het licht. Het aantal van 8,6 of 9,6 weken verlof is structureel zo hoog, dat het nauwelijks inpasbaar is. Ernstig zieken vragen om frequent bezoek, kerkenraadsvergaderingen moeten worden gehouden, het is toch wel mooi als de dominee mee gaat met de bejaardenreis, er is een afscheidsavond met aftredende ambtsdragers, jonge stellen willen zich voorbereiden op hun huwelijk, kinderen worden op alle mogelijke momenten geboren en een spoedig daarop volgend kraambezoek is een gewaardeerd teken van meeleven. Een advies van 8 tot 10 weken verlof per jaar vraagt om veel meer dan alleen het noemen van een hoeveelheid. Het vraagt om visie op de indeling en de uitvoering van het werk van een predikant.

Hiermee komen we op een principiëler punt. Het arbeidsethos van predikanten is tussen hun eigen oren, die van hun kerkenraad en van hun gemeente altijd gekenmerkt geweest door permanente beschikbaarheid. Het advies van 8 tot 10 verlofweken gaat uit van een heel ander arbeidsethos: dat van het onderscheid tussen werk en vrije tijd en van de veronderstelde planbaarheid van beide. Dat wringt. Aan Deputaten Financiële Zaken kan de vraag gesteld worden: hoe vrij is in uw optiek ‘vrij’? Moet de dominee tussentijds terugkomen uit zijn vakantiehuisje voor een begrafenis? Moet hij er later voor weggaan of eerder voor terugkomen? mag hij voor allerlei zaken gebeld worden? En zo ja, staat daar dan een goede compensatie tegenover? En als hij vasthoudt aan de vrije tijd die hem is toegezegd, wie is dan aansprakelijk voor de negatieve gevolgen in de onderlinge verhoudingen? Door deze duidelijkheden hangt het advies over de verloftijden voor een deel in de lucht.

Dit wil ik toespitsen op de overbelasting van predikanten. Een van de aanleidingen om regelingen te treffen voor de werklast van predikanten is natuurlijk geweest, dat een schrikbarend aantal van hen voor kortere of langere tijd uitgeschakeld werd door overspanning en burn-out. De meest burnoutgevoelige mensen zijn evenwel diegenen die zeer gewetensvol met hun taak en roeping omgaan. Zij komen als eersten terug van vakantie en onderbreken hun studie om een broeder die op sterven ligt te bezoeken. Deze situatie brengt hen echter niet zelden in innerlijke conflicten en onzekerheden: aan de ene kant de verantwoordelijkheid voor de gemeente en aan de andere kant de behoefte aan afstand nemen door vrije tijd en aan de nodige rust en concentratie voor studie, met daarbovenop het récht op vrije tijd en studieverlof, zoals dat in de secundaire arbeidsvoorwaarden is vastgelegd.
Ik verzeker u dat deze interne spanning en onzekerheid een ideale voedingsbodem vormt voor het ontstaan en de versterking van burnoutverschijnselen. Door de structurele onmogelijkheid van de voorgestelde verlofregeling en de onduidelijkheden daarin zou het effect ervan wel eens kunnen tegenvallen.

Iemand zou kunnen opmerken dat de soep meestal niet zo heet gegeten wordt als die wordt opgediend. Laat dat waar zijn. Maar dat is geen reden de soep niet heet op te dienen. Het gaat om arbeidsrechten van een kwetsbare beroepsgroep, en het spreken daarover vraagt om grote zorgvuldigheid.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.