Vorige week las ik in een van de bijlagen van het ND een interview met Peter Versteeg, 42 jaar, getrouwd, twee kinderen, religieonderzoeker aan de VU, iemand die met het geloof is opgevoed, daar zelf voor gekozen heeft, ook persoonlijke opwekkingen in zijn geloofsbeleving heeft ervaren, maar die het kwijt is geraakt. Ongemerkt taande de betekenis ervan en verloor hij zijn Godsbesef.
Deze stand van zaken zou voor mij, pleitbezorger van de meerwaarde van het christelijk geloof, verontrustend moeten zijn. Er zijn namelijk geen verklarende factoren. Hij groeide op in een gezond gelovig gezin. Hij kwam bewust tot geloof, was actief bij Youth for Christ, had een intensieve omgang met God in het gebed, en las aandachtig de Bijbel. Daarin ontving hij nieuwe inzichten. En dan toch deze ervaringen ‘ontmaskeren’ als illusies. De voorliefde om Opwekking of juist Psalmen te zingen komt voort uit het verlangen bij de groep te horen waarvoor Opwekking of juist de Psalmen tot de groepscode behoort. Taal en religieuze vormen in een gemeenschap zijn bepalend voor wat mensen ervaren. Meer niet. Het lijkt alsof er een verborgen kracht aan het werk is die de geloofsovertuiging en de toewijding aan God ondergraaft. Het zou mij moeten verontrusten, want waartegen moet ik mij nu wapenen? Hoe kwetsbaar zijn de mensen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd? Hoe kwetsbaar ben ik zelf voor zo’n proces?
Het gekke is, dat toen ik het artikel las, ik het niet als verontrustend ervoer. Het leek wel of er een zekere rust zich van mij meester maakte. Dat zal er wel mee te maken hebben dat het zo integer was, zo goudeerlijk, zonder enige behoefte ergens op af te geven of zich te rechtvaardigen. Hier voelde ik me meer wel bij dan bijvoorbeeld bij een uitzending van Family7 waarin 60-plussers evangelische ballads zingen met tevreden gezichten, geheven handen, soms een traan wegpinkend, de vrouwen perfect gekapt, de mannen met geföhnde haren – over groepscodes gesproken! Hoewel ik me aan zo’n programma soms een moment overgeef, voelt het minder goed dan het ongeloofsgetuigenis van deze afvallige.
Versteeg gaf ook verklaringen voor zijn weg weg van God. Daar is hij ook wel de aangewezen persoon voor, want hij doet studie naar het verband tussen securalisatie en religieuze vernieuwing. Hij zegt: secularisatie is niet het verdwijnen van religie, maar het verdwijnen van autoriteit. Het onbehagen over instituties zoals de gevestigde kerken wordt groter, de band met de traditie wordt losser. Het besef dat ons van de andere zijde, door God, iets wordt aangezegd, is ver weg. De plaats die het goddelijke en kerkelijke gezag vroeger hadden, wordt nu ingevuld met subjectieve verlangens en persoonlijke ervaringen. En die verlangens en ervaringen zijn dubbelzinnig. Je kunt er een gelovige uitleg aan geven, je kunt ze ook anders verklaren. Als je eenmaal op dat spoor terechtkomt, is er geen houden meer aan, zo is mijn eigen conclusie.
Wat kan ik van deze leeservaring leren? Twee dingen. Het eerste is, dat we in de kerk de verleiding weerstaan een al te grote nadruk te leggen op subjectieve ervaring. Dan wordt de mens namelijk op zichzelf teruggeworpen en op zijn ervaringen. Laat de kerk gericht blijven op God, laat zij duidelijk en sensitief blijven proclameren: ‘Zo spreekt de Heer’. Zouden daardoor geen mensen worden afgeschrikt en vervreemd van het geloof? Het staat niet in onze macht en het is zelfs niet onze taak dat te allen tijde te voorkomen. Toch hoeven we er niet onnodig aanleiding toe te geven als we tegelijk proberen tegemoet te komen aan het verlangen naar oprechte beleving. Het Woord zoekt weerklank en over die weerklank, het verlangen ernaar, de problemen ermee en de rijkdom ervan, kan worden gesproken. Vroeger noemde men dat bevinding.
Het tweede leer ik uit het goede gevoel dat ik bij het artikel had. Laten we volstrekt oprecht zijn en kritisch onszelf onderzoeken. Laten we algemene psychosociale mechanismen, ofwel groepsdynamische processen van erbij willen horen onderkennen. We mogen ze benutten, maar we moeten er niet in blijven steken. Laten we ons indringend afvragen wie wij zijn voor God en of we voldoende toekomen aan de glorie van zijn naam. Dan draait ons bestaan niet om onze religieuze behoeften, maar leven wij op God gericht.
Volgens mij is dat een antwoord op het breed ervaren relevantieverlies van kerkelijk gestroomlijnd geloof. Is het een afdoende antwoord? Dat is de verkeerde vraag. Alsof wij de trend zouden moeten kunnen keren. Die opvatting zou getuigen van een kerkelijke controlebehoefte waarmee we God voor de voeten lopen.