De kritiek van de Tweede Kamer op de regering over het coronabeleid was niet mals. De regering heeft de boel niet op orde, het testbeleid faalt, we zijn nog niet geprepareerd op een tweede golf, en de voorlichting over de mondkapjes was dubieus. Was het advies om mondkapjes niet verplicht te stellen in de verpleeghuizen nu ingegeven door een deskundige afweging of ook door schaarste?
Het is terecht dat de regering deze kritische vragen krijgt en zich daarvoor moet verantwoorden. Maar er zit ook een andere kant aan, en waarom hoor ik niemand daarover? De tweedekamerleden zijn volksvertegenwoordigers. Zij vertegenwoordigen dus het volk. Maar een te groot deel van dat volk houdt zich niet aan de coronaregels. Zouden de geachte afgevaardigden zich dat ook eens bewust kunnen zijn tijdens hun tirades? Ik zou hen willen adviseren niet een te grote broek aan te trekken. Als vertegenwoordigers van het volk zijn ze weliswaar niet persoonlijk verantwoordelijk voor het gedrag van hun achterban, maar omdat ze dat vertegenwoordigen is er toch wel een ambtelijke verantwoordelijkheid.
Toen minister-president Rutte opmerkte dat de voetbalsupporters hun bek moesten houden, was zijn taalgebruik natuurlijk niet correct. Maar als je hem de woorden zag uitspreken, ontdekte je dat bij hem de frustratie er vanaf spatte. Werkt het kabinet zich een slag in de rondte om het virus te bedwingen, maar trekt een groot deel van de mensen zich niets van de maatregelen aan. Het is algemeen bekend dat indamming van het virus niet zal lukken door maatregelen op zichzelf, maar alleen doordat mensen zich eraan houden. Als dat niet gebeurt, ja, dan raken de teststraten overbelast en voelen de ziekenhuizen zich opnieuw overvallen.
Ik zou het niet raar vinden als ministers de Kamer op zijn positie wijzen: jullie vertegenwoordigen ook die mensen die het ons zo moeilijk maken. Jullie kunnen kritiek hebben op ons, maar jullie zijn ook ergens op aan te spreken.
Niet dat volksvertegenwoordigers zijn aangesteld als volksopvoeders, maar ze zijn wel naar voren geschoven door de mensen die zij vertegenwoordigen. Dat betekent ook: als die mensen het laten afweten, hebben hun vertegenwoordigers geen been om op te staan.
Veel politieke partijen benadrukken dat ze het land in moeten om voeling met de burgers te houden. Dat is een goede zaak. Maar daar mag dan ook wel eens de soms wat ongemakkelijke boodschap bij, dat de overheid erkenning verdient en dat regels gegeven zijn voor ons welzijn, ook als ze moeilijk zijn te handhaven. Tenzij deze partijen zelf vinden dat je overheidsmaatregelen aan je laars mag lappen.
Volksvertegenwoordigers die alleen maar ach en wee roepen over wat de regering doet, maar tegelijk kritiekloos de handelwijze van wie zij vertegenwoordigen voor lief nemen, handelen opportunistisch. Dat wil zeggen, ze doen alleen wat in hun eigen voordeel kan werken, bijvoorbeeld om meer stemmen te vergaren bij de volgende verkiezingen. Wat ze zeggen klinkt niet helemaal oprecht, en dat schaadt de geloofwaardigheid van de politiek. Vertegenwoordigers van het volk zouden met plaatsvervangende schaamte moeten erkennen dat de misdragingen van een deel van dat volk de regering voor onoplosbare problemen stelt.