Het valt me op dat het vijanddenken toeneemt. Voor Erdogan is naast de PKK de Gülenbeweging de vijand, voor Putin het Westen, voor Wilders en Trump zijn het de illegalen en de moslims, voor de zelfverklaarde Islamitische Staat is het iedereen behalve zijzelf. De leiders trekken grote groepen van de bevolking met zich mee. Tegenstellingen worden verscherpt, de onrust neemt toe, en het gevoel van veiligheid neemt af.
Iedereen moet natuurlijk uitkijken voor vijandbeelden die niet meer zijn dan waanbeelden, maar realistische vijandbeelden zijn niet verkeerd. Tegenover het vijanddenken is er een hardnekkige tendens vijandschap te ontbinden in verklarende factoren. Een jonge man uit de Haagse Schilderswijk die afreist naar Syrië is als gevolg van marginalisering geradicaliseerd en wellicht misleid. Als het over Putin gaat, begrijpen wij zo weinig van de Russische ziel. Toen voor het journaal werd bericht over groepen voetbalsupporters die met elkaar afspreken elkaar ergens in het vrije veld of in het bos te lijf te gaan, was het commentaar van een professor, dat de maatschappelijke banden voor deze jongeren te knellend zijn, en dat deze veldslagen waarin alles geoorloofd is een nuttige uitlaatklep vormen waar verder niemand last van heeft.
Nee meneer, dit zijn geen onschuldige spelletjes van benadeelde mensen die het slachtoffer zijn van een veeleisende maatschappij. Hier wordt vijandschap gecultiveerd en uitgeleefd. Deze hooligans ontpoppen zich als vijanden van de rechtsorde. Wij kunnen het vijanddenken niet overwinnen door sociaal correct gepraat. Te vaak is geprobeerd conflicten te overstijgen door ze psychologisch en sociologisch te verklaren. Zo kun je verklaren dat het percentage criminelen onder allochtonen hoger ligt dan onder autochtonen. En daar moeten we het dan mee doen. Indeling in goeden en kwaden mag niet, want ieder heeft voor zijn of haar opstelling en gedrag eigen verklaarbare redenen. Wilders moet daar niets van hebben. Hij heeft het over schorem en tuig van de richel, en Rutte doet in zijn kielzog vrolijk mee. Tegelijk zien we dat Wilders in bescherming wordt genomen door diezelfde neiging alles te verklaren. Dan wordt gezegd dat hij toch wel een punt heeft en dat hij de gevoelens van velen vertolkt en dat dat in een democratie moet kunnen. Het doet me denken aan de welzijnsambtenaar Sjakie uit de serie ‘Flodder’.
We overwinnen vijandschap niet door vergoelijkend te spreken over verklarende omstandigheden. Als Jezus zegt: ‘Heb uw vijanden lief’, dan noemt Hij vijanden vijanden. Vijanden zijn niet mijn vijanden omdat ík iets tegen hén heb, maar zij iets tegen mij. Wie is er uit op je ondergang? Degene die je aan de drugs of de alcohol wil hebben, die zijn lusten op je wil botvieren, die je wil uitbuiten, die bij je heeft ingebroken, die je bij God weg wil trekken. Reële vijanden verdienen het ook werkelijk als vijanden te worden aangemerkt. Die jongere die naar Syrië reist, is mijn vijand. Putin en Erdogan zijn vijanden van de democratie en de rechtstaat. Wilders is een vijand van onze rechtsorde en van de humaniteit. Laten we de tegenstellingen niet verzachten. Ze zijn vaak scherp. Er kunnen nog zoveel verklarende omstandigheden worden aangevoerd, dat doet aan de feiten niets af.
De vraag is wat we met deze vijanden aan moeten. Liefhebben, zegt Jezus. Dat valt voorzeker niet mee, want het zijn vijanden. Toch is dit niet het enige woord. In de persoonlijke sfeer: ja. Dus geen tuig of schorem, hoe begrijpelijk die onderbuikgevoelens ook zijn. Maar in de rechtstaat is er meer aan de hand. Daar is de overheid een toornige wreekster van onrecht. Waar mensen als vijand strafbaar onrecht plegen, treedt de overheid op. Te allen tijde is duidelijkheid gewenst. Zeker, alleen door de liefde kan de spiraal van het vijanddenken worden doorbroken. Maar vijanden zijn wel vijanden.
Deze blog is op 24 oktober als column geplaatst in het Nederlands Dagblad.