Vrouw, ambt, Bijbel en levensgevoel (2)

Het is alweer even geleden: in het ND van 14 september pleit Maarten Wisse, docent aan de VU, voor een nieuwe openheid in onze omgang met de Bijbel en een afstand nemen van het sola Scriptura, alleen door de Schrift. Hij doet dat in een reactie op het GKv rapport ‘Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie’. Hij signaleert dat in dit rapport het sola Scriptura is losgelaten en dat juicht hij toe. Zijn redenering is als volgt.

In de 16e eeuw was het sola Scriptura een polemisch instrument om allerlei misstanden in de Rooms-Katholieke kerk te ontmaskeren en te weerleggen, maar bij velen is het inzicht doorgebroken dat we daarmee niet meer kunnen volstaan. Zodra je namelijk de culturele context van de Bijbel en het verschil met je eigen culturele context in rekening brengt en dat verdisconteert in je interpretatie, laat je niet alleen de Schrift spreken, maar laat je je eigen levensgevoel meespreken. Dat is wat in het rapport gebeurt.

Voordat de behoudende vleugel nu zijn gelijk bevestigd ziet, haast Wisse zich eraan toe te voegen dat ook die zich niet aan het sola Scriptura houdt. Ook de gereformeerde orthodoxie leest de Bijbel selectief en trekt sommige teksten voor boven andere. Zij heeft altijd heel veel theologische redeneringen nodig gehad om haar overtuigingen met allerlei Bijbelteksten in overeenstemming te brengen. De omgang met de Schrift binnen het behoudende christendom wordt evenzeer bepaald door een specifieke maatschappelijke cultuur. Hij ziet daar voortdurend voorbeelden van in zijn onderzoek naar het gebruik van het evangelie naar Johannes.

Zijn conclusie is, dat het sola Scriptura geen geloofwaardige omgang met de Schrift oplevert. Als we zo moedig zouden zijn dit samen te erkennen, zou dat een aardverschuiving betekenen voor ene gereformeerde omgang met de Bijbel.

Hier heb ik wat opmerkingen bij. Ik denk inderdaad dat het opgeven van het sola Scriptura als onbruikbaar een aardverschuiving zou betekenen, echter eentje die ik niet positief waardeer. Het sola Scriptura is meer dan een strijdbijl tegen andersdenkenden. Het raakt aan het gezag van de Bijbel. Hoe kun je volhouden dat de Schrift het hoogste gezag over onze belijdenis en wandel en ons gemeente-zijn heeft, als je de Schrift als ultieme beroepsinstantie laat vallen?

Maar spelen in de praktijk niet ook vaak heel eigentijdse overwegingen een rol? Zijn we niet voortdurend geneigd de Bijbel te annexeren en te laten zeggen wat we zelf al vinden? Ik denk dat we onderscheid moeten maken tussen het beginsel en de uitvoering. Zeker, wij zijn geneigd de Bijbel voor onze geloofskar te spannen, maar dat neemt niet weg dat we altijd weer bereid moeten zijn ons terug te laten roepen van onze stokpaarden en samen moeten zoeken naar wat God ons in de Schrift nu werkelijk te zeggen heeft.

De vraag is dan vervolgens, of het in rekening brengen van cultuurverschillen tussen de Bijbeltijd en onze tijd ons van het sola Scriptura verwijdert. Ik denk van niet. Sterker nog, de ingrijpende discussies in het Nieuwe Testament over de praktische vertaling van het evangelie in het leven van gelovigen uit de heidenen is één grote worsteling het evangelie tot zijn recht te laten komen in een andere cultuur. De uitkomst was: Als je in de heidense cultuur gelovigen bindt aan de bepalingen uit de Joodse cultuur, pleeg je verraad aan het evangelie van vrije genade.

De Schrift gaat ons er dus in voor dat we de cultuurverschillen in rekening brengen. Dat geldt voor de plaats van mannen en vrouwen in de gemeente en voor alle andere onderwerpen waarmee de kerk te maken krijgt. Het laten meewegen van de eigen cultuur is dus niet in strijd met het sola Scriptura. Het is juist omgekeerd. Het sola Scriptura houdt ons voor: breng de cultuurverschillen in rekening! Als je dat niet doet, ben je ontrouw aan de Schrift en doe je afbreuk aan de blijde boodschap.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.