Vrouw en ambt: reactie (1)

Op mijn nieuwe boek Meedenken met Paulus: Letter en Geest in de bezinning op vrouw en ambt kreeg ik al een positief kritische reactie, die ik dankbaar in ontvangst nam.
Ter introductie: de hoofdstelling van mijn boek is, dat trouw aan Paulus wel eens niet gelegen zou kunnen zijn in een letterlijk naspreken en navolgen van wat hij zegt, maar in het volgen van de lijn van zijn denken. Die lijn van denken wordt bepaald door de stelling dat we niet geroepen zijn de letter van allerlei bepalingen na te komen, maar dat we geroepen zijn te leven en te handelen door de Geest. Paulus zet die twee tegenover elkaar: de letter doodt, maar de Geest maakt levend (2 Korintiërs 3:6). In een andere cultuur, waarin de ondergeschiktheid van de vrouw tot onbegrepen letter is geworden, moet dat zwaar meewegen in de toepassing.
Nu de reactie, die ik cursief weergeef. Mijn antwoorden geef ik tussen de cursieve teksten in het rechte lettertype.

Uw boekje “Meedenken met Paulus” heb ik met veel belangstelling gelezen.
Dank voor de tijd en energie die u hebt willen steken in het doordenken van de betreffende Bijbelgedeelten.
De wijze waarop de GS van de GKv deze teksten niet (expliciet) behandelde in de besluiten rond man/vrouw en ambt vond ik jammer. Vandaar te meer mijn waardering voor deze studie.
U schrijft dat reacties welkom zijn.
Ik blijf met een aantal vragen zitten:

  1. Een visie op vrouwelijke ambtsdragers berust toch op veel meer Bijbelse gegevens dan alleen op de zgn “zwijgteksten”? Als deze teksten anders dan op de klassieke wijze worden uitgelegd, is daarmee m.i. de discussie over vrouwelijke ambtsdragers nog niet afgerond. En als wel de klassieke uitleg wordt gehanteerd houden we nog steeds de plicht om over dit onderwerp ook andere relevante Bijbelse gegevens en lijnen te bestuderen.

Daar ben ik het mee eens. Echter, voor wie concludeert dat vrouwen van de ambten uitgesloten moeten worden, is het beroep op de zwijgteksten in combinatie met onveranderlijk geldig geachte scheppingsordeningen doorslaggevend. Wie de toelating van vrouwen tot de ambten bepleit, kan een keur van argumenten aan de door mij gegevene toevoegen, zoals ook in de bundels Vrouwen op een zij-spoor en meer recent Zonen & dochters profeteren wordt gedaan. Feit is echter dat die argumenten op zichzelf genomen de tegenstanders niet kunnen overtuigen. Die blijven haken achter de zwijgteksten en de scheppingsordeningen. Vandaar dat ik me juist daarop concentreer.

  1. Begrijp ik u goed als ik samenvat: Als een norm die altijd gegolden heeft als Gods norm, vandaag door ons wordt ervaren als hinderlijk voor de voortgang van het evangelie, moet die norm anders worden geïnterpreteerd, of zelfs ter zijde worden gelegd.

In de situatie van het Nieuwe Testament is dat zeker het geval. Kijk naar Handelingen 15:10 en 19: de lasten kunnen te zwaar zijn. Je kunt ook zeggen: de normen van God zijn niet geldig om reden dat ze in stenen platen zijn gegrift (2 Korintiërs 3:3,7), maar omdat de Geest ze in het hart schrijft. Anders gezegd: Gods normen zijn niet in beton gegoten. Ze zijn geestelijk en kunnen alleen functioneren als ze geestelijk (kunnen) worden beleefd. Anders staan ze de hoogste norm van de evangelische liefde in de weg.

Met deze stelling wordt onze ervaring toch doorslaggevend? Zou God niet beter weten wat uiteindelijk voor de voortgang van Zijn evangelie het beste is? Ook al strijden Zijn woorden/normen nu wellicht met ons moderne levensgevoel.

Als het over leven door de Geest gaat, kunnen we er niet onder uit dat het (ook) over onze ervaring gaat. Toch hoeft dat niet tot ervaringstheologie te leiden, dat is, tot theologie waarin onze ervaring de hoogste norm wordt. De belangrijkste norm is het leven door de Geest, die de wet in ons hart legt door de liefde. Daar verbinden zich duidelijke normen aan die de voortgang van het evangelie dienen. Als sommige geschreven regels zo niet (meer) functioneren, is dat niet een kwestie van mijn individuele ervaring alleen, maar een ervaring die breed leeft, en die inderdaad te maken kan hebben met het moderne levensgevoel. Als het Gods bedoeling is om de letter ter zijde te stellen en gehoorzaamheid door de Geest te bewerken, dan is de vraag ‘Zou God niet beter weten wat uiteindelijk voor de voortgang van Zijn evangelie het beste is?’ niet ter zake. Wat in Gods optiek het beste is, is dat de letter ter zijde wordt gesteld als zij niet door de Geest in het hart wordt gelegd, als de verbinding met het evangelie niet meer duidelijk te maken is.

Wat kan dit meedenken met Paulus verder nog gaan betekenen, bv voor het homo-huwelijk, actieve levensbeëindiging.
Bijbels normen daarover zijn toch ook strijdig met wat de mens in 2018 vindt, en zullen moderne mensen niet tot Christus trekken, en zo -naar ons gevoel- de voortgang van het evangelie belemmeren.

Dat zijn boeiende vragen, die een eerlijke benadering vanuit de tegenstelling tussen letter en Geest verdienen. Ik heb het daarbij nergens over ‘wat de mens in 2018 vindt’, maar over gelovigen in Christus die anno 2018 hun leven door de Geest aan Hem willen wijden.

Wordt zo de Bijbel niet steeds meer een bron (waar wij naar eigen inzicht uit kunnen putten) in plaats van een norm? (Zie hierover oa. een artikel van ds Bart van Egmond  op de site “samengereformeerd.nl”)

De Bijbelse normativiteit wordt niet bepaald door de geschreven regels als zodanig, maar door de geestelijke waarden die ons in het Oude en Nieuwe Testament worden voorgehouden, zoals liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Galaten 5:22) en andere. De normen die deze waarden beschermen zijn flexibel, maar niet willekeurig. Ze zijn te allen tijde gericht op het behoud van die waarden.
Dat ik de Bijbel als hoogste norm aanvaard blijkt daaruit, dat ik het denken van Paulus zorgvuldig onderzoek en dit denken als maatgevend beschouw.

Tot slot: ik moest bij dit alles denken aan een voorbeeld dat ik laatst las. Een vader zegt tegen zijn kind dat het bedtijd is, en dat het naar bed moet. Het kind denkt: vader heeft mijn rust op het oog. Dat is mooi, maar ik wordt veel rustiger als ik nog even blijf spelen. En gaat vervolgens niet naar bed.

Ik pleit niet voor individuele, subjectieve afwegingen over goed en kwaad. Ik erken namelijk dat Paulus allerlei concrete aanwijzingen geeft die in zijn culturele context de voortgang van het evangelie dienen. Beslissend is, dat er een zekere evidentie is, of aangetoond kan worden, dat deze aanwijzingen ten dienste staan van de doorwerking van het evangelie. Bij Paulus is die verbinding aanwijsbaar. In een andere context moet die ook aanwijsbaar zijn.

Ondanks mijn vragen, nogmaals dank voor deze studie.

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , , . Bookmark de permalink.